ECLI:NL:RBDHA:2020:8463
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op 10 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, die op 19 juni 2018 was ingediend. Dit beroep is geregistreerd onder nummer NL20.3657. Op 23 juni 2020 heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, waarop verzoeker opnieuw beroep heeft ingesteld, geregistreerd onder nummer NL20.13296. Daarnaast heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, geregistreerd onder nummer NL20.13297.
De zitting vond plaats op 25 augustus 2020, waar zowel verzoeker als zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is ook een tolk, de heer A. Zekhnini, aanwezig geweest. De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in de andere zaken, was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.