Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1990 en bezit de Egyptische nationaliteit. Hij heeft kort weergegeven aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn geloofsovertuiging en zijn politieke opinie in Egypte diverse problemen heeft ondervonden.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.Verweerder acht geloofwaardig dat eiser de orthodox-Christelijke geloofsovertuiging aanhangt en dat hij een afwijkende visie op de Egyptische samenleving heeft. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser ten gevolge daarvan problemen heeft ondervonden op school, op de universiteit, in de bus, in het leger en op zijn werk en dat hij in 2010 tijdens ongeregeldheden is gearresteerd. Verweerder acht echter ongeloofwaardig dat eiser is bedreigd door de familie van zijn vriend [Naam 2] en de familie van zijn ex-vriendin [Naam 3] en dat hij bij het doen van aangifte van deze bedreigingen door de politie is mishandeld. Ten slotte heeft verweerder de geloofwaardig geachte elementen onvoldoende zwaarwegend geacht voor het verlenen van een asielvergunning.
3. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij is bedreigd door de familie van zijn vriend [Naam 2], die hem ervan beschuldigde dat hij [Naam 2] wilde bekeren tot het Christendom. Volgens eiser heeft verweerder zijn verklaringen niet in de juiste chronologie bezien. Verweerder heeft aan eiser tegengeworpen dat het tegenstrijdig is dat enerzijds deze familie naar hem op zoek zou zijn en dat anderzijds eiser nooit daadwerkelijk problemen van deze familie zou hebben ondervonden. Daartegen brengt eiser echter in dat hij op enig moment in het buitenland verbleef, zodat de familie hem niet kon vinden. Ook heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat het tegenstrijdig is dat enerzijds deze familie aangifte zou willen doen en dat anderzijds door hen nooit geweld is gebruikt tegen eiser. Ter zitting is gebleken dat, anders dan is vermeld in het verweerschrift, deze tegenwerping door verweerder wordt gehandhaafd. Hiertegen brengt eiser echter in dat het niet gebruiken van geweld niet uitsluit dat er een wens bestond om aangifte te doen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser is bedreigd door de familie van zijn vriend [Naam 2]. Met betrekking tot deze gestelde problematiek heeft verweerder een aantal tegenwerpingen naar voren gebracht die door eiser niet gemotiveerd zijn betwist. Zo heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij enerzijds heeft verklaard dat de familie wel naar hem op zoek was en anderzijds dat dit niet het geval was. Ook heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij enerzijds heeft verklaard dat er door de familie aangifte tegen hem zou worden gedaan, en anderzijds dat dit niet is gebeurd. Verder heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij de bedreigende berichten die hij per telefoon zou hebben ontvangen niet heeft overgelegd.
6. Ook voert eiser aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij is bedreigd door de familie van zijn ex-vriendin [Naam 3], die er niet van gediend zouden zijn dat hij als christen een relatie had met haar, een moslima. Daarbij wijst hij op de foto die hij heeft overgelegd bij de correcties en aanvullingen op het nader gehoor, waarop te zien is dat hij littekens heeft op zijn rug.
7. Ook ten aanzien van dit element is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers verklaringen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht nu er diverse tegenwerpingen niet zijn betwist. Zo heeft verweerder er op gewezen dat hij enerzijds heeft verklaard dat de familie van [Naam 3] wist van de relatie, en anderzijds dat dit niet het geval was. Ook heeft verweerder terecht kunnen opmerken dat het onwaarschijnlijk is dat de autoriteiten de volledige woonplaats van [Naam 3] zouden afsluiten om eiser tegen te houden om naar haar toe te gaan, temeer daar eiser door degenen die zijn weg versperden volgens zijn eigen verklaringen niet zou zijn ondervraagd. Verder heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij zowel zegt te zijn mishandeld door de broer van [Naam 3], maar ook dat hij slechts door hem is geïntimideerd. Daarnaast heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen zijn gebaseerd op wat hij heeft gehoord van [Naam 3], nu deze immers niet als objectieve bron is aan te merken.
9. Eiser voert verder nog aan dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 3.113, tweede lid, van het Vbdoor niet alle tegenstrijdigheden die later zijn tegengeworpen aan hem voor te leggen in het nader gehoor. Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit dit artikellid echter niet voort dat verweerder alleen tegenwerpingen mag hanteren die eerst expliciet aan de vreemdeling zijn voorgehouden in het nader gehoor. De bedoeling van dit artikellid is immers dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om nader te verklaren over tegenstrijdigheden in het relaas. De rechtbank stelt vast dat eiser in ruim voldoende mate in de gelegenheid is gesteld om, mede aan de hand van uitgebreide nadere vraagstelling, te verklaren over de elementen die later als ongeloofwaardig zijn bestempeld.
10. Eiser voert aan dat verweerder niet van hem mag verwachten dat hij terughoudendheid betracht bij het uiten van zijn geloofwaardig geachte geloofsovertuiging en politieke opinie. Dit dient volgens eiser te volgen uit een analoge toepassing van het
Y. en Z.-arrest van het HvJ EU.Uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting blijkt echter dat verweerder dat ook niet verwacht van eiser.
11. Partijen verschillen van mening over de vraag of eiser zijn geloofsovertuiging en zijn politieke opinie in Egypte kan blijven uiten zonder vrees voor vervolging of ernstige schade in asielrechtelijke zin. Volgens verweerder is dat mogelijk, omdat uit de geloofwaardig geachte verklaringen van eiser niet volgt dat hij in het verleden met vervolging of ernstige schade is geconfronteerd. Verder heeft verweerder verwezen naar een rapport van
UK Home Officeuit juli 2017.
12. Eiser voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte niet heeft beoordeeld welk risico hij nu zou lopen als hij zou terugkeren naar Egypte, gelet op de actuele veiligheidssituatie. Volgens eiser worden mensen die kritiek uiten op het regime gearresteerd en gedetineerd en vinden er tijdens die detentie ernstige mensenrechtenschendingen plaats die kunnen resulteren in de dood. Hierbij wijst eiser op een nieuwsberichten een rapportvan
Amnesty Internationalvan 20 september 2018, op een rapportvan
Human Rights Watchvan 4 december 2018 en op een nieuwsberichtvan
UNHCRvan 8 november 2019.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit op het onderdeel van de zwaarwegendheid onvoldoende deugdelijk heeft voorbereid. Verweerder is gehouden om op het moment van het nemen van een besluit op een asielverzoek rekening te houden met alle actuele informatie die relevant is.Dit heeft verweerder onvoldoende gedaan door aan het bestreden besluit slechts een rapport uit 2017 over de positie van christenen in Egypte ten grondslag te leggen. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bestreden besluit op het onderdeel van de zwaarwegendheid onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd. Daartoe is redengevend dat verweerder heeft miskend dat uit de door eiser aangehaalde bronnen kan worden afgeleid dat er niet alleen gevaar bestaat voor dissidenten die buitengewoon opvallen, maar ook voor doorsnee demonstranten die milde kritiek uiten op het regime.
14. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.Het beroep is gegrond. De rechtbank zal verweerder opdragen om een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten, omdat het op de eerste plaats op de weg van verweerder ligt om een beoordeling te maken van eisers asielrelaas tegen de actuele veiligheidssituatie in Egypte.
15. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Bpbvoor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.050,- bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.