ECLI:NL:RBDHA:2020:8312
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding en schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer en eisers, een ongehuwde vrouw met drie kinderen en haar partner. De rechtbank beoordeelt de intrekking van de bijstandsuitkering van eiseres op grond van de Participatiewet, die is ingetrokken omdat eiseres niet heeft gemeld dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met eiser. De rechtbank stelt vast dat eiseres sinds 2 mei 2013 een bijstandsuitkering ontving en dat er in de periode van 4 juli 2017 tot en met 25 maart 2019 een gezamenlijke huishouding was, wat eiseres niet heeft gemeld. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres ten onrechte bijstand heeft ontvangen.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de verklaringen van buurtbewoners en de resultaten van het onderzoek door de sociale recherche. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de buurtbewoners consistent zijn en dat er voldoende bewijs is dat eiser en eiseres hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van de ten onrechte verstrekte bijstand terecht zijn. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.