ECLI:NL:RBDHA:2020:8254
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek van de officier van justitie tot wijziging van een zorgmachtiging, zoals eerder verleend op 25 mei 2020. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van de noodzaak om de zorg voor betrokkene, geboren in 1982, te herzien. De officier van justitie vroeg om de termijn voor het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie te verlengen voor de resterende duur van de zorgmachtiging. Betrokkene, die momenteel in een kliniek voor intensieve zorg verblijft, heeft aangegeven dat hij geen gevaarlijk gedrag vertoont en dat hij klaar is met de opgelegde zorg. De advocaat van betrokkene voegde hieraan toe dat de voorgestelde zorgmaatregelen niet proportioneel zijn.
Tijdens de zitting is betrokkene gehoord, evenals de officier van justitie en een psychiater. De psychiater verklaarde dat betrokkene momenteel medicatie krijgt, maar dat het instellen op de juiste dosis langer duurt dan verwacht. De rechtbank heeft overwogen dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde wijziging van de zorgmachtiging noodzakelijk is om ernstig nadeel voor betrokkene te voorkomen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de zorgmachtiging te wijzigen, waarbij de termijn voor het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie werd verlengd tot en met 5 november 2020. Het verzoek tot verlenging van de termijn voor insluiten en toezicht werd afgewezen, omdat niet gebleken was dat dit noodzakelijk was.
De beschikking is gegeven door rechter J.C. van den Dries, bijgestaan door griffier K.D. van den Berg, en is vastgesteld op 27 augustus 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.