ECLI:NL:RBDHA:2020:8212
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.M. Hoogeveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. D. Spiering-Kalay. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering per 8 februari 2019, na een besluit van 7 december 2018 waarin werd vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en voldoende rekening hebben gehouden met de medische informatie die door eiseres was overgelegd. Eiseres had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling werd geconcludeerd dat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertoonden en dat de door hen vastgestelde belastbaarheid van eiseres juist was. Eiseres voerde aan dat haar medische beperkingen niet goed waren onderkend, maar de rechtbank vond geen aanleiding om de conclusies van de verzekeringsartsen te betwisten. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de WIA-uitkering op goede gronden was gebeurd.