ECLI:NL:RBDHA:2020:8207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/581331 / HA ZA 19-1069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in vrijwaringsprocedure wegens onvoldoende belang

In deze vrijwaringsprocedure heeft de rechtbank Den Haag op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in de zaak tussen [de Maatschap] en [gedaagde]. De procedure is gestart met een dagvaarding op 15 juli 2019, waarbij gedaagde niet is verschenen. De vrijwaringszaak is gerelateerd aan een hoofdzaak waarin [eiseres in hoofdzaak] vorderingen heeft ingesteld tegen [de Maatschap] voor een bedrag van € 89.185,39, dat zij meent te vorderen op basis van een beroepsfout van de voormalig advocaat van [eiseres in hoofdzaak]. De rechtbank heeft eerder toestemming gegeven voor de dagvaarding van [gedaagde] in vrijwaring, maar in deze procedure heeft [de Maatschap] geen voldoende belang aangetoond, omdat de vorderingen in de hoofdzaak niet voor toewijzing in aanmerking komen. De rechtbank heeft daarom de vorderingen van [de Maatschap] in vrijwaring afgewezen. Tevens is er geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien gedaagde niet in de procedure is verschenen en geen kosten heeft gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/581331 / HA ZA 19-1069
Vonnis van 26 augustus 2020
in de zaak van
[de Maatschap]te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. P.H. Kramer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [de Maatschap] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 juli 2019 met producties 1 tot en met 5;
  • het ter rolzitting van 23 oktober 2019 tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Deze vrijwaringszaak hangt samen met de hoofdzaak met nummer C/09/566476 / HA ZA 19-66. In de hoofzaak heeft eiseres (hierna: [eiseres in hoofdzaak] ) gevorderd dat [de Maatschap] aansprakelijk is tegenover [eiseres in hoofdzaak] en een bedrag van € 89.185,39 dient te betalen vermeerderd met wettelijke rente. [eiseres in hoofdzaak] heeft op grond van een door de rechtbank Amsterdam op 1 juli 2015 gewezen vonnis, een vordering met executoriale titel jegens haar voormalig echtgenoot, [gedaagde] . Mr. [A] (hierna: [A] ), werkzaam bij [de Maatschap] , heeft als voormalig advocaat van [eiseres in hoofdzaak] deze vorderingen niet kunnen verhalen op [gedaagde] en heeft daarbij volgens [eiseres in hoofdzaak] een beroepsfout gemaakt. [eiseres in hoofdzaak] heeft [de Maatschap] daarom aansprakelijk gesteld voor de schade die zij daardoor stelt te hebben geleden.
2.2.
[de Maatschap] meent dat de bedragen die [eiseres in hoofdzaak] van [de Maatschap] vordert, feitelijk door [gedaagde] moeten worden gedragen. [de Maatschap] heeft om die reden deze rechtbank verzocht [gedaagde] in vrijwaring te mogen dagvaarden. Dit is toegestaan bij vonnis van 8 mei 2018 in de hiervoor genoemde zaak.
2.3.
[de Maatschap] vordert in deze procedure:
1. voor recht te verklaren dat [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is jegens [eiseres in hoofdzaak] , voor de door haar geleden schade;
2. voor recht te verklaren dat in de onderlinge verhouding tussen [de Maatschap] en [gedaagde] ex. artikel 6:10 jo. 6:102 jo. 6:101 BW de door [eiseres in hoofdzaak] geleden schade volledig door [gedaagde] gedragen dient te worden en [gedaagde] te veroordelen om aan [de Maatschap] (hoofdelijk) te vergoeden hetgeen [de Maatschap] aan [eiseres in hoofdzaak] zal moeten betalen;
3. subsidiair voor recht te verklaren dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de Maatschap] ;
4. subsidiair [gedaagde] te veroordelen om aan [de Maatschap] diens volledige schade te vergoeden (zijnde het bedrag dat [de Maatschap] op grond van het vonnis in de hoofdzaak aan [eiseres in hoofdzaak] verschuldigd zal zijn);
5. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen salaris advocaat, de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten als [gedaagde] deze niet binnen 14 dagen na het wijzen van het vonnis betaald heeft.
2.4.
[gedaagde] heeft in deze zaak verstek laten gaan. Nu de vordering van [eiseres in hoofdzaak] in de hoofdzaak tussen [eiseres in hoofdzaak] en [de Maatschap] niet voor toewijzing in aanmerking komt, heeft [de Maatschap] geen voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW bij haar vorderingen in vrijwaring. Deze vorderingen van [de Maatschap] in vrijwaring zullen dan ook worden afgewezen.
2.5.
De rechtbank ziet geen grond een proceskostenveroordeling uit te spreken nu [gedaagde] niet in de procedure is verschenen en geen proceskosten lijkt te hebben gemaakt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich en in het openbaar uitgesproken op door mr. D. Nobel, rolrechter, 26 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 2753