Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 juli 2019 met producties 1 tot en met 5;
- het ter rolzitting van 23 oktober 2019 tegen gedaagde verleende verstek.
Rechtbank Den Haag
In deze vrijwaringsprocedure heeft de rechtbank Den Haag op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in de zaak tussen [de Maatschap] en [gedaagde]. De procedure is gestart met een dagvaarding op 15 juli 2019, waarbij gedaagde niet is verschenen. De vrijwaringszaak is gerelateerd aan een hoofdzaak waarin [eiseres in hoofdzaak] vorderingen heeft ingesteld tegen [de Maatschap] voor een bedrag van € 89.185,39, dat zij meent te vorderen op basis van een beroepsfout van de voormalig advocaat van [eiseres in hoofdzaak]. De rechtbank heeft eerder toestemming gegeven voor de dagvaarding van [gedaagde] in vrijwaring, maar in deze procedure heeft [de Maatschap] geen voldoende belang aangetoond, omdat de vorderingen in de hoofdzaak niet voor toewijzing in aanmerking komen. De rechtbank heeft daarom de vorderingen van [de Maatschap] in vrijwaring afgewezen. Tevens is er geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien gedaagde niet in de procedure is verschenen en geen kosten heeft gemaakt.