Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres, die sinds 1 januari 2015 werkzaam was als helpende in een verpleeghuis. Eiseres meldde zich op 7 maart 2016 ziek met psychische klachten en diende op 27 december 2017 een aanvraag voor een WIA-uitkering in. Het primaire besluit van 28 juni 2018, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd door verweerder gehandhaafd in het bestreden besluit I. Eiseres ging in beroep, waarna verweerder op 18 oktober 2019 een gewijzigd besluit op bezwaar (bestreden besluit II) nam, waarin het bezwaar gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 9 januari 2020 geschorst en verweerder de gelegenheid gegeven om aanvullende informatie te verstrekken. De rechtbank concludeert dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit I, omdat dit besluit inmiddels is vervangen door bestreden besluit II. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige b&b voldoende heeft gemotiveerd dat de door hem geduide functies geschikt zijn voor eiseres, ondanks haar psychische en fysieke klachten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.312,50, en draagt verweerder op het betaalde griffierecht te vergoeden.