ECLI:NL:RBDHA:2020:8106

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming

Op 25 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de minister voor Rechtsbescherming, betreffende de weigering van de aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Eiseres had op 11 oktober 2018 een VOG aangevraagd voor de functie van beheerder in het kader van een exploitatievergunning. De aanvraag werd op 22 februari 2019 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 20 juni 2019 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag heeft afgewezen op basis van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), omdat eiseres in het verleden was veroordeeld voor diefstal met braak en ook oudere justitiële gegevens had die relevant waren voor de beoordeling van de VOG-aanvraag.

De rechtbank heeft overwogen dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de strafbare feiten van eiseres, die binnen de terugkijktermijn vallen, een belemmering vormen voor de afgifte van de VOG. Eiseres voerde aan dat de beoordeling van de minister onterecht was, omdat de strafrechtelijke veroordeling niet gerelateerd was aan de functie waarvoor de VOG werd aangevraagd. De rechtbank oordeelde echter dat de minister de relevante justitiële gegevens mocht betrekken bij de belangenafweging en dat de afwijzing van de VOG terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister het belang van de samenleving zwaarder mocht laten wegen dan het belang van eiseres bij de afgifte van de VOG. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. J.A. Leijten, en zal op een later moment openbaar worden uitgesproken. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5005

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.S. Franken),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Trijsburg).

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) afgewezen.
Bij besluit van 20 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. Eiseres heeft op 11 oktober 2018 verzocht om afgifte van een VOG voor de functie van beheerder in het kader van haar aanvraag om een exploitatievergunning.
Besluitvorming
3. Verweerder heeft bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 (Stcrt. 2017, 68620; hierna: de beleidsregels). Daarnaast heeft verweerder het Screeningsprofiel exploitatievergunning van toepassing verklaard. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag van eiseres gehandhaafd op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: de Wjsg). Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat uit het Justitieel Documentatie Systeem (hierna: het JDS) blijkt dat eiseres, na op 4 oktober 2018 in eerste aanleg te zijn veroordeeld, op 2 mei 2019 in hoger beroep is veroordeeld wegens diefstal met braak (artikel 311, eerste lid, aanhef sub 5 van het Wetboek van Strafrecht), meermalen gepleegd, tot een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is, nu eisers binnen de terugkijktermijn voorkomt in het JDS, ook gekeken naar oudere gegevens uit het JDS. Daaruit blijkt dat eiseres in 2001 met justitie in aanraking is gekomen vanwege een winkeldiefstal, waarvoor zij een transactie is aangegaan. Volgens verweerder is aan het objectieve criterium als bedoeld in paragraaf 3.2. van de beleidsregels en het subjectieve criterium als bedoeld in paragraaf 3.3. voldaan.
terugkijktermijn
4.1.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat op grond van
artikel 3.1.1. van de Beleidsregels ook alle buiten de terugkijktermijn liggende justitiële gegevens mogen worden betrokken.
4.2.
In de laatste alinea van paragraaf 3.1.1. van de Beleidsregels staat dat, indien in de voor de aanvraag van toepassing zijnde terugkijktermijn relevante justitiële gegevens zijn aangetroffen, verweerder bij de beoordeling van de aanvraag ook alle overige voor de aanvraag relevante justitiële gegevens die buiten de terugkijktermijn liggen in de beoordeling van de VOG-aanvraag betrekt. Daaraan is toegevoegd dat aan deze strafbare feiten, nu deze buiten de terugkijk termijn hebben plaatsgevonden, onvoldoende gewicht toekomt om zelfstandig te worden betroken bij de beoordeling van de VOG-aanvraag, maar dat deze strafbare feiten wel worden betrokken bij de subjectieve criteria en dus een rol zullen spelen bij de belangenafweging.
4.3.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verweerder ook de winkeldiefstal waarvoor eiseres in 2001, gelegen buiten de terugkijktermijn, een transactie is aangegaan, mocht betrekken bij de belangenafweging.
screeningsprofiel
5.1.
Eiseres voert verder aan dat de strafrechtelijke veroordeling op 2 mei 2019 betrekking heeft op een vermogensdelict, gerelateerd aan financiële zaken, administratieve zaken en bankzaken. Volgens het Screeningsprofiel Exploitatievergunning zou het exploiteren van een horecagelegenheid risico’s kunnen opleveren op het gebied van milieuwetgeving of regelgeving op het terrein van de openbare orde. Echter eiseres wil een horecaonderneming samen met een aantal familieleden exploiteren. Dit houdt geen enkel verband met het vermogensdelict waarvoor eiseres is veroordeeld.
Er wordt in het screeningsprofiel verwezen naar risico’s voor het welzijn en de veiligheid van mensen dier. Het verkopen van alcohol of verdovende middelen zou de veiligheid van mens en dier in gevaar kunnen brengen. Er wordt echter in de horecagelegenheid geen alcoholhoudende drank verkocht en zeker geen verdovende middelen. De horeca onderneming heeft alle benodigde vergunningen. Het plegen van een vermogensdelict heeft ook geen enkel verband met de voedselveiligheid.
Eiseres zal inderdaad in aanraking komen met (giraal) geld, maar de opbrengst van de horecaonderneming komt deels ook aan eiseres toe, zodat niet in te zien dat risico bestaat dat zij van haarzelf zal stelen of haar eigen bezittingen zal verduisteren. Met zijn standpunt dat een risico bestaat voor de veiligheid van persoonlijke eigendommen van bezoekers en of personeel en/of personen met wie eiseres de horecaonderneming exploiteert, legt verweerder het screeningsprofiel veel te ruim uit. Immers, deze ruime uitleg heeft feitelijk tot gevolg dat eiseres nooit meer een VOG verstrekt zal worden, omdat je in elke werkkring in contact komt met anderen die persoonlijke eigendommen en bezittingen bij zich hebben.
5.2.
Op grond van paragraaf 3.2 van de Beleidsregels wordt met toetsing aan het objectieve criterium bepaald of de strafbare feiten die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor het doel waarvoor de VOG is aangevraagd. Volgens paragraaf 3.2.3 is het risico voor de samenleving uitgewerkt in een screeningsprofiel.
In het Screeningsprofiel Exploitatievergunning staat:
“Dit screeningsprofiel is van toepassing op aanvragen ten behoeve van het verkrijgen van een exploitatievergunning dan wel het bijschrijven van een leidinggevende op de
exploitatievergunning.
Het exploiteren van bedrijfsactiviteiten kan invloed hebben op de directe omgeving. Zo kan het ontplooien van bedrijfsactiviteiten gevolgen hebben voor de openbare orde. Het overtreden van bijvoorbeeld milieuregelgeving of regelgeving die is opgesteld om de openbare orde te handhaven, staat hiermee aldus op gespannen
voet. Personen die leidinggeven aan bedrijfsactiviteiten sturen vanuit hun functie mensen en de organisatie aan en zijn belast met de zorg voor het welzijn en de veiligheid van mensen (en dieren) in het algemeen. Zij onderhouden contacten met leveranciers, doen aanbestedingen en voeren onderhandelingen en sluiten contracten af.
Daarnaast bestaat hun takenpakket uit het verkopen van goederen en producten zoals consumptiewaren. Door het verkopen van onder andere ondeugdelijke producten of
het verkopen van goederen die invloed hebben op de fysieke of geestelijke gesteldheid van personen, zoals alcohol of verdovende middelen, bestaat de mogelijkheid van het in gevaar brengen van personen en de volksgezondheid
in het algemeen. Door toegang te hebben tot de goederen en gelden van het bedrijf, bestaat voorts de mogelijkheid van misbruik ten eigen bate, door diefstal, verduistering of het plegen van fraude.”
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat, gelet op de inhoud van het Screeningsprofiel Exploitatie, aan het objectieve criterium is voldaan, omdat eiseres zich binnen de terugkijktermijn schuldig heeft gemaakt aan een vermogensdelict. Dit vermogensdelict is, anders dan eiseres stelt, wel relevant, omdat door toegang te hebben tot goederen en gelden van het bedrijf, de mogelijkheid bestaat van misbruik ten eigen bate, door diefstal, verduistering of het plegen van fraude. Dat de mogelijkheid bestaat dat familieleden daardoor worden benadeeld doet er niet aan af dat een herhaling van een vermogensrechtelijk delict niet past bij de door de gemeente vereiste integriteit voor het afgeven van een exploitatievergunning.
6. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich ook in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het subjectieve criterium is voldaan. Verweerder heeft daarbij het belang van de samenleving zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiseres bij afgifte van de VOG.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 25 augustus 2020 gedaan door mr. M.M. Meijers, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 28
Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van Onze Minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
Beleidsregels VOG-NP-RP 2018
Paragraaf 3.2.
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:
1. justitiële gegevens (strafbaar feit);
2. indien herhaald;
3. risico voor de samenleving en
4. een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de
functie/taak/bezigheid.
Paragraaf 3.2.3.
Bij de vaststelling van het risico voor de samenleving wordt een onderverdeling gemaakt in risico's voor informatie, geld, goederen, diensten, zakelijke transacties, proces, aansturen organisatie en personen. Met behulp van een algemeen screeningsprofiel en een aantal specifieke screeningsprofielen worden de risico's nader uitgewerkt. Op basis hiervan kan worden beoordeeld of een justitieel gegeven als relevant moet worden beschouwd voor het doel van de aanvraag.
Paragraaf 3.3. Het subjectieve criterium
Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving.
In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het
objectieve criterium.
[...]
Paragraaf 3.3.1. Omstandigheden van het geval
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken
zijn:
- de afdoening van de strafzaak;
- het tijdsverloop;
- de hoeveelheid antecedenten.
[…]