ECLI:NL:RBDHA:2020:8106
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming
Op 25 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de minister voor Rechtsbescherming, betreffende de weigering van de aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Eiseres had op 11 oktober 2018 een VOG aangevraagd voor de functie van beheerder in het kader van een exploitatievergunning. De aanvraag werd op 22 februari 2019 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 20 juni 2019 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag heeft afgewezen op basis van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), omdat eiseres in het verleden was veroordeeld voor diefstal met braak en ook oudere justitiële gegevens had die relevant waren voor de beoordeling van de VOG-aanvraag.
De rechtbank heeft overwogen dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de strafbare feiten van eiseres, die binnen de terugkijktermijn vallen, een belemmering vormen voor de afgifte van de VOG. Eiseres voerde aan dat de beoordeling van de minister onterecht was, omdat de strafrechtelijke veroordeling niet gerelateerd was aan de functie waarvoor de VOG werd aangevraagd. De rechtbank oordeelde echter dat de minister de relevante justitiële gegevens mocht betrekken bij de belangenafweging en dat de afwijzing van de VOG terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister het belang van de samenleving zwaarder mocht laten wegen dan het belang van eiseres bij de afgifte van de VOG. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. J.A. Leijten, en zal op een later moment openbaar worden uitgesproken. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.