ECLI:NL:RBDHA:2020:808
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter in een bestuursrechtelijke procedure betreffende studieschuld
In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter bij de Rechtbank Den Haag, naar aanleiding van een procedure over de vaststelling van het maandbedrag voor haar studieschuld. Verzoekster heeft de wraking ingediend op het moment dat zij vernam dat de rechter de zaak zou behandelen. Zij betoogt dat de rechter onpartijdig en vooringenomen is, omdat hij eerder betrokken is geweest bij andere zaken van haar en haar moeder. Verzoekster heeft voorbeelden aangevoerd van het gedrag van de rechter in die eerdere zaken, wat haar aanleiding geeft om geen vertrouwen in zijn onpartijdigheid te hebben.
De wrakingskamer heeft als uitgangspunt genomen dat het optreden van een rechter in een andere procedure in het algemeen geen grond voor wraking is in een nieuwe procedure. De wrakingskamer oordeelt dat de bezorgdheid van verzoekster over de onpartijdigheid van de rechter niet zonder meer leidt tot een gegronde wraking. Het eerdere wrakingsverzoek van verzoekster is namelijk afgewezen en er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een gegronde wraking zouden rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken.
Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de behandeling van de onderliggende procedure wordt voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 februari 2020 door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit mr. J.A. van Steen, mr. T.F. Hesselink en mr. S.M. Krans, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Beeck.