ECLI:NL:RBDHA:2020:807

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
C/09/585364 / KG RK 19-1716
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure over eigen bijdrage Wet langdurige zorg

Op 3 februari 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker, die als erfgenaam van een overleden persoon optreedt. Het wrakingsverzoek is ingediend naar aanleiding van een zitting op 25 november 2019, waarin verzoeker van mening was dat hij onvoldoende tijd had gekregen om zijn standpunt toe te lichten. Hij stelde dat de rechter, mr. M.P. Verloop, onterecht had besloten om de zitting niet aan te houden en zijn aantekeningen niet in ontvangst te nemen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, maar dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat procedurele beslissingen van een rechter niet als grond voor wraking kunnen dienen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet aan deze hoge drempel voldeden, en wees het verzoek tot wraking af. De behandeling van de onderliggende procedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2019/76
zaak- /rekestnummer: C/09/585364 / KG RK 19/1716
Beslissing van 3 februari 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] (als erfgenaam van [erflater] ),
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.P. Verloop,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is
- het Centraal administratiekantoor (CAK), vertegenwoordigd door [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 november 2019;
- het schriftelijke wrakingsverzoek d.d. 9 december 2019, ontvangen op 20 december 2019;
- de schriftelijke reactie van de rechter, ingekomen bij de rechtbank op 8 januari 2020.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verschenen:
- verzoeker.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen. Belanghebbende is zonder bericht niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 19/1520 tussen verzoeker en de belanghebbende. De zaak gaat over de eigen bijdrage in het kader van de Wet langdurige zorg.
Ter terechtzitting van 25 november 2019 is bovengenoemde zaak behandeld. Aan het einde van de zitting wilde verzoeker aantekeningen aan de rechter overhandigen. De rechter heeft deze aantekeningen niet in ontvangst genomen. Vervolgens heeft verzoeker een dag na de zitting een schriftelijk wrakingsverzoek opgesteld.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek en zijn toelichting bij de mondelinge behandeling het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker is van mening dat de zaak onjuist is behandeld ter terechtzitting van 25 november 2019. Hiertoe voert hij aan dat hij (op die zitting) onvoldoende tijd heeft gekregen om zijn standpunt toe te lichten en dat de rechter de zitting had moeten aanhouden zodat hij zijn standpunt op een ander moment verder kon toelichten. Daarnaast weigerde de rechter, na afloop, schriftelijke aanvullende informatie, te weten zijn aantekeningen, in ontvangst te nemen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit de wet volgt dat de verzoeker het verzoek moet doen zodra die concrete omstandigheden aan hem of haar bekend zijn geworden of zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op 25 november 2019 en het verzoek is door de rechtbank ontvangen op 20 december 2019. Voor het tijdsverloop van ruim vier weken is door verzoeker een redelijke verklaring gegeven. Verzoeker heeft namelijk eerst het wrakingsverzoek verkeerd geadresseerd en bij de mondelinge behandeling heeft verzoeker aangevoerd dat hij invalide is en dat hij zijn huis niet kan verlaten. Verzoeker heeft het verzoek laten versturen door een van zijn kinderen, die eens in de één of twee weken langskomen. Verzoeker kan daarom worden ontvangen in het verzoek.
3.3.
Voor zover verzoeker aanvoert dat hij zijn standpunt niet voldoende heeft kunnen toelichten is de wrakingskamer van oordeel dat op basis van het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 november 2019 kan worden vastgesteld dat verzoeker het woord heeft kunnen voeren. De beslissingen van de rechter om verzoeker niet langer de tijd te geven om zijn standpunt toe te lichten, om de zaak niet aan te houden is en de aantekeningen van verzoeker niet aan te nemen, zijn procedurele beslissingen.
3.4.
Verzoeker vindt de rechter vooringenomen omdat deze onjuiste procedurele beslissingen heeft genomen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Alleen als de beslissingen gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk zouden zijn dat deze uitsluitend door vooringenomenheid zouden kunnen worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet.
3.5
Gelet op het voorgaande wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de belanghebbende;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.A. van Steen, mr. T.F. Hesselink en mr. S.M. Krans in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Beeck en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2020.
Deze beslissing is vastgesteld door de voorzitter en de griffier en bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter en de griffier.
de griffier de rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.