ECLI:NL:RBDHA:2020:807
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure over eigen bijdrage Wet langdurige zorg
Op 3 februari 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker, die als erfgenaam van een overleden persoon optreedt. Het wrakingsverzoek is ingediend naar aanleiding van een zitting op 25 november 2019, waarin verzoeker van mening was dat hij onvoldoende tijd had gekregen om zijn standpunt toe te lichten. Hij stelde dat de rechter, mr. M.P. Verloop, onterecht had besloten om de zitting niet aan te houden en zijn aantekeningen niet in ontvangst te nemen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, maar dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat procedurele beslissingen van een rechter niet als grond voor wraking kunnen dienen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet aan deze hoge drempel voldeden, en wees het verzoek tot wraking af. De behandeling van de onderliggende procedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.