Ten aanzien van de door eiser gevreesde geluidsoverlast overweegt de rechtbank als volgt. In de omgevingsvergunning is vastgelegd dat vóór ingebruikname van het hostel moet zijn aangetoond dat zodanige maatregelen zijn getroffen dat wordt voldaan aan de geluidsnormen die zijn opgenomen in de tabel in de omgevingsvergunning. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat deze tabel overeenkomt met tabel 2.17a behorend bij artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer en dat de desbetreffende geluidsnormen betrekking hebben op geluid dat afkomstig is uit het hostel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er niet aan getwijfeld hoeft te worden dat de toepasselijke geluidsnormen kunnen worden nageleefd. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat het dakterras en het lichthof van het hostel niet toegankelijk worden gemaakt voor gasten van het hostel en dat in de huisregels van het hostel – die als voorwaarden aan de omgevingsvergunning zijn verbonden – is opgenomen dat het ten gehore brengen van muziek of het vertonen van anderszins luidruchtig gedrag tussen 22:00 en 07:00 uur ten strengste verboden is.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat niet gevreesd hoeft te worden voor onaanvaardbare geluidsoverlast vanuit het hostel, zodat hierin geen aanleiding was gelegen om de omgevingsvergunning te weigeren.
7.3.1.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich echter ten onrechte beperkt tot een beoordeling van het verwachte geluid vanuit het hostel. Het is bestendige rechtspraak dat bij de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd, niet kan worden volstaan met een toets aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Bij die beoordeling dient ook geluid te worden betrokken waarop die grenswaarden geen betrekking hebben.Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat als gevolg van geluidbelasting van buiten het hostel. Hij heeft in dit verband gewezen op het stemgeluid van hostelgasten die vóór het hostel rondhangen en op het geluid van het komen en gaan van bezoekers met rolkoffers. Naar het oordeel van de rechtbank diende bij verweerder voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voldoende inzicht te bestaan in deze geluidniveaus. Daarvoor is akoestisch onderzoek nodig. Zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd is een dergelijk onderzoek niet uitgevoerd. Dat brengt met zich dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet berust op een draagkrachtige motivering. In zoverre slaagt het betoog van eiser.
8. Voor zover eiser zich heeft beroepen op het gelijkheidsbeginsel door te verwijzen naar de geweigerde omgevingsvergunning voor een hostel aan de Haagweg 47, faalt dit betoog reeds omdat uit dit betoog niet valt op te maken dat sprake is van een vergelijkbaar geval.
9. Ook de stelling van eiser dat het bestreden besluit zich niet verhoudt met de (toelichting op) de ‘tijdelijke beleidsregel onttrekkingsvergunningen gemeente Leiden 2018’ baat hem niet, nu deze beleidsregel niet van toepassing is op het verlenen van een omgevingsvergunning als hier aan de orde.
10. Nu het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en ontoereikend is gemotiveerd, kan het niet in stand blijven. De rechtbank ziet evenwel aanleiding verweerder in de gelegenheid te stellen de hiervoor genoemde gebreken in het bestreden besluit te herstellen door toepassing te geven aan de haar ingevolge artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toekomende bevoegdheid (bestuurlijke lus). Verweerder kan dit doen door een aanvullende motivering te verstrekken of door het nemen van een nieuw besluit. Verweerder dient hiertoe aan de hand van een akoestisch onderzoek inzichtelijk te maken wat de geluidbelasting is vanwege personen die zich nabij de ingang van het hostel bevinden en vanwege het komen en gaan van gasten van het hostel. Aan de hand van dit akoestisch onderzoek dient verweerder nader te motiveren wat de gevolgen van het hostel zijn voor het woon- en leefklimaat ter plaatse.
11. Als verweerder gebruik wenst te maken van de gelegenheid het gebrek te herstellen geldt hiervoor een termijn van tien weken. Indien verweerder meer tijd nodig heeft voor een verbeterde motivering dient hij vóór ommekomst van deze termijn gemotiveerd aan de rechtbank om verlenging hiervan te verzoeken.
12. Gelet op het bepaalde in artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb verzoekt de rechtbank verweerder zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen twee weken na verzending van deze uitspraak, kenbaar te maken of gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Indien verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser en vergunninghouder op grond van artikel 8:51b, derde lid, van de Awb de gelegenheid geven te reageren op de herstelpoging van verweerder.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
14. De rechtbank wijst partijen erop dat tegen deze uitspraak pas hoger beroep open staat met de nog te wijzen einduitspraak. Tot die tijd staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.