ECLI:NL:RBDHA:2020:8050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
22 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.1887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2020 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eisers, een moeder en haar minderjarige kind, hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 21 januari 2020, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen. Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, zijn eisers niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse autoriteiten op 19 februari 2020 de Italiaanse autoriteiten hebben geïnformeerd dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken. Dit leidde de staatssecretaris tot de conclusie dat eisers geen procesbelang meer hadden bij hun asielaanvraag, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat eisers in beginsel geen prijs meer stellen op de bescherming die zij aanvankelijk zochten, tenzij zij contact onderhouden met hun gemachtigde over de procedure. Aangezien dit niet is gebleken, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is openbaar gemaakt en eisers zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, gezien de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.1887
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, v-nummer: [V-nummer 1] ,

mede voor haar minderjarige kind:
[minderjarige], v-nummer: [V-nummer 2] ,
hierna gezamenlijk aangeduid als eisers
(gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Griffioen).

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 29 juni 2020. Eisers zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Verweerder heeft voor zitting een stuk ingediend waaruit blijkt dat de Nederlandse autoriteiten de Italiaanse autoriteiten op 19 februari 2020 hebben geïnformeerd dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken. Verweerder heeft daarom ter zitting het standpunt ingenomen dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat eisers geen procesbelang hebben.
2. De rechtbank heeft ter zitting de volgende motivering gegeven voor het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep.
2.1.
Uit het door verweerder ingediende stuk blijkt dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken. In beginsel stellen eisers dan geen prijs meer op de door hen aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als eisers contact onderhouden met hun gemachtigde over de procedure. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit het geval is. Dit maakt dat eisers geen belang hebben bij de beoordeling van het beroep.
3. Nu de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaart, bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
4. De rechtbank heeft ter zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2020 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.