ECLI:NL:RBDHA:2020:8049

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
22 augustus 2020
Zaaknummer
NL19.27146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eisers om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eisers, een moeder en haar minderjarige kind, hebben tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat hun aanvraag niet in behandeling was genomen. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken en mogelijk in Frankrijk verblijven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse autoriteiten op 10 december 2019 zijn geïnformeerd dat eisers zijn vertrokken. Tevens is gebleken dat eisers op 8 december 2019 Frankrijk zijn ingereisd en daar asiel hebben aangevraagd. De staatssecretaris heeft het verzoek van de Franse autoriteiten om terugname van eisers op 12 januari 2020 afgewezen. Hierdoor heeft de staatssecretaris ter zitting het standpunt ingenomen dat eisers geen procesbelang meer hebben bij de beoordeling van hun asielaanvraag in Nederland.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat eisers verantwoordelijk zijn voor het onderhouden van contact met hun gemachtigde over de procedure. Aangezien er geen bewijs is dat eisers dit contact hebben onderhouden, heeft de rechtbank geconcludeerd dat zij geen belang hebben bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de mondelinge uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier R. Kroes.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.27146
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, v-nummer: [V-nummer 1] ,

mede namens haar minderjarige kind:
[minderjarige], v-nummer: [V-nummer 2] ,
hierna gezamenlijk aangeduid als eisers
(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Griffioen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 29 juni 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

Verweerder heeft voor zitting stukken ingediend waaruit blijkt dat de Nederlandse autoriteiten de Italiaanse autoriteiten op 10 december 2019 hebben geïnformeerd dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken. Daarnaast blijkt uit deze stukken dat eiseres samen met haar zoon op 8 december 2019 Frankrijk is ingereisd en daar asiel heeft aangevraagd en verweerder het verzoek van de Franse autoriteiten om terugname van eisers op 12 januari 2020 heeft afgewezen. Verweerder heeft daarom ter zitting het standpunt ingenomen dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat eisers geen procesbelang hebben.
De rechtbank heeft ter zitting de volgende motivering gegeven voor het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep.
Voor aanhouding van de behandeling van het beroep is geen aanleiding. Uit de door verweerder ingediende stukken blijkt dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken en mogelijk in Frankrijk verblijven. In beginsel stellen eisers dan geen prijs meer op de door hen aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als eisers contact onderhouden met hun gemachtigde over de procedure. Gelet op wat de gemachtigde van eisers ter zitting naar voren heeft gebracht is hiervan geen sprake. Dit maakt dat eisers geen belang hebben bij de beoordeling van het beroep. Dat niet is uit te sluiten dat eisers mogelijk geprobeerd hebben om contact op te nemen met hun gemachtigde en zij zich genoodzaakt voelden om het asielzoekerscentrum te verlaten vanwege de genomen maatregelen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan maakt dit niet anders. Dit doet namelijk niet af aan de verantwoordelijkheid van eisers om contact te onderhouden met hun gemachtigde over de procedure.
Nu de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaart, bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft partijen ter zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2020 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.