In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van een crisismaatregel. Dit verzoek was ingediend op 10 augustus 2020, na de eerdere oplegging van de maatregel op 7 augustus 2020. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1955, die momenteel verblijft in een accommodatie en die eerder niet heeft ingestemd met een vrijwillige opname. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, een arts-assistent en een psychiater. De betrokkene heeft verklaard dat zij het niet eens is met de opname en de voorgestelde medicatie, en dat zij zich vrijheidsberoven voelt. De advocaat van de betrokkene heeft verzocht om afwijzing van de machtiging, terwijl de arts-assistent en psychiater de noodzaak van voortzetting van de crisismaatregel onderbouwden met zorgen over de geestelijke gezondheid van de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, en heeft geoordeeld dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank verleent daarom de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 3 september 2020.