ECLI:NL:RBDHA:2020:8020
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een bouwvergunning na langdurig geen gebruik maken van de vergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een particulier, en het College van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, dat als verweerder optreedt. Eiser had een bouwvergunning verkregen voor het gedeeltelijk verbouwen van een woning, maar deze vergunning werd op 18 december 2018 ingetrokken door verweerder. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de bouwvergunning is gebaseerd op het feit dat er gedurende meer dan 26 weken geen gebruik is gemaakt van de vergunning. Eiser voerde aan dat hij niet in staat was om te bouwen vanwege onduidelijkheden van de gemeente en dat hij financiële schade had geleden door de intrekking. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk voornemens was om de vergunning te benutten en dat de gemeente legitieme belangen had bij de intrekking van de vergunning.
De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de vergunning in te trekken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zou later gepubliceerd worden op de website van de rechtspraak.