ECLI:NL:RBDHA:2020:8018

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.2614
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Syrische eiseres met dubbele nationaliteit en afstandsverklaring van Armeense nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij een Syrische eiseres, die ook de Armeense nationaliteit heeft, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiseres stelde dat zij vanwege de oorlogssituatie in Syrië niet veilig is en dat zij afstand heeft gedaan van haar Armeense nationaliteit. Tijdens de zitting op 13 juli 2020 heeft de eiseres haar situatie toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij daadwerkelijk afstand heeft gedaan van de Armeense nationaliteit. De rechtbank concludeert dat de eiseres zich weer onder de bescherming van de Armeense autoriteiten kan stellen, aangezien de afstandsverklaring niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de verweerder bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.2614

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Verheijen).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Elyo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1965] .
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij zich vanwege de oorlogssituatie in Syrië in dat land niet meer veilig voelt, zodat zij Syrië heeft verlaten. De Koerden hebben de meerderheid gekregen en eiseres voelt angst sinds zich een incident heeft voorgedaan bij een controlepost.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en ook de Armeense nationaliteit aangevraagd en verkregen door naturalisatie (element 1);
  • Eiseres is naar Armenië gereisd en heeft door middel van een afstandsverklaring op 23 december 2017 afstand gedaan van de Armeense nationaliteit. Op 24 december 2017 is eiseres Armenië uitgereisd en op 26 december 2017 is zij Nederland ingereisd (element 2);
  • In Syrië zijn de Koerden aan de macht en na een incident bij een controlepost waarbij eiseres werd bedreigd, voelt zij zich onveilig. Bovendien heeft zij niemand meer in Syrië (element 3).
4. De aanvraag van eiseres is als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d en h, Vw. Verweerder heeft de door eiseres gestelde identiteit, de dubbele nationaliteit en de herkomst geloofwaardig geacht, maar de door eiseres gestelde afstandsverklaring van de Armeense nationaliteit, het komen te vervallen van deze nationaliteit bij presidentieel decreet, alsmede de data van het uitreizen uit Armenië en inreizen in Nederland niet. Daarbij heeft verweerder betrokken dat de door eiseres ingebrachte verklaring van de “paspoorten & visa autoriteiten van de politie van de Republiek Armenië” van 23 december 2019 (hierna: politieverklaring) door Bureau Documenten is onderzocht, waaruit is gebleken dat het document niet te beoordelen is en de stempel onbekend is. Bovendien is het in de verklaring genoemde presidentieel decreet niet aangetroffen. Verweerder heeft de aanvraag verder afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiseres ten aanzien van haar vertrek uit Syrië, aankomst in Armenië en vertrek naar Nederland wisselend heeft verklaard en geen
onderbouwing heeft gegeven. Ten aanzien van element 3 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres vage verklaringen heeft afgelegd, zodat ze niet geloofwaardig wordt geacht. Eiseres kan daarom niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76). Eiseres kan zich vanwege de Armeense nationaliteit (weer) onder de bescherming van de Armeense autoriteiten stellen. Verweerder komt daarom tot de conclusie dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft zich ter onderbouwing van zijn standpunt beroepen op twee uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, namelijk de uitspraak van 3 oktober 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2693) en van 29 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:280).
5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat in haar situatie sprake is van een dubbele nationaliteit. Eiseres stelt afstand te hebben gedaan van de Armeense nationaliteit. Het verkrijgen van de Armeense nationaliteit was enkel bedoeld om Syrië te kunnen ontvluchten. Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij afstand heeft gedaan van de Armeense nationaliteit heeft eiseres twee documenten aan verweerder verstrekt. Dit zijn de voornoemde politieverklaring en de verklaring van de ambassade van Armenië van 17 februari 2020 en de vertaling daarvan. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder meer onderzoek had moeten verrichten naar de twee documenten. In dit verband stelt eiseres dat verweerder ten onrechte het bestreden besluit heeft genomen en eiseres geen gelegenheid heeft gegeven door teruggave van de door verweerder ingenomen documenten om de echtheid daarvan aan te tonen. Ter zitting is door eiseres naar voren gebracht dat het aan verweerder is om de documenten van eiseres op echtheid te beoordelen. Dat verweerder het standpunt inneemt dat hij niet kan uitgaan van de echtheid van het document komt daarom volgens eiseres voor zijn risico. Ten aanzien van element 3 stelt eiseres dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt tot wanneer zij in Syrië heeft verbleven en wanneer zij is uitgereisd. Daarmee is ook het derde element geloofwaardig te achten. Er is geen sprake van valse informatie of achtergehouden documenten.
6. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij afstand heeft gedaan van de Armeense nationaliteit. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de situatie van eiseres is uitgegaan van de omstandigheid dat eiseres in ieder geval heeft beschikt over de Armeense nationaliteit voorafgaand aan haar komst naar Nederland. Het ligt vervolgens op de weg van eiseres om bewijs te leveren dat zij niet langer beschikt over de Armeense nationaliteit. Daarin is eiseres niet geslaagd. Aan het door eiseres overgelegde bewijs kan naar het oordeel van de rechtbank niet de betekenis worden toegekend, die eiseres daaraan toekent. Eiseres heeft met het inbrengen van de akte van de ambassade van 17 februari 2020 een brondocument overgelegd, maar het presidentieel decreet waarnaar in dit document - en ook in de eerder ingebrachte politieverklaring - wordt verwezen, heeft eiseres niet overgelegd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de documenten om die reden onvoldoende duidelijk en inzichtelijk zijn. Nader onderzoek door verweerder naar de authenticiteit van de akte van de ambassade, zoals door eiseres is betoogd, kan niet leiden tot een andere conclusie. Verweerder heeft terecht naar voren gebracht dat niet zozeer de authenticiteit van het document wordt betwist, maar de inhoud ervan. Verweerder hoeft om die reden geen nader onderzoek naar de authenticiteit van de verklaring te doen en is ook niet gehouden onderzoek te doen bij de Armeense autoriteiten.
7. Nu verweerder er terecht van is uitgegaan dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij afstand heeft gedaan van de Armeense nationaliteit, heeft verweerder zich ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres zich (weer) onder bescherming van de Armeense autoriteiten kan stellen. Het beroep van eiseres op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingslocatie Haarlem (ECLI:NL:RBNHO:2019:10556) leidt niet tot een andere conclusie. In die zaak ging het om een vreemdeling die de Armeense nationaliteit niet langer had. Daarin is door de rechtbank geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het intrekken van de Armeense nationaliteit dient te worden aangemerkt als misbruik van recht. In de situatie van eiseres speelt deze situatie niet, omdat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat eiseres afstand heeft gedaan van de Armeense nationaliteit.
Verweerder heeft gelet op het vorenstaande naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte besloten dat eiseres het relevante element betreffende het afstand doen van de Armeense nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt.
8. Verweerder heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken. De uitspraak wordt ook gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.