ECLI:NL:RBDHA:2020:7993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
SGR 19/2823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om plaatsing in een andere functie op grond van de RAAF

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar bij de politie, en de korpschef van politie. Eiseres had een aanvraag ingediend op basis van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan aan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF), met het verzoek om per 17 juli 2017 te worden geplaatst in de functie van Medewerker Intake & Service. De aanvraag werd afgewezen door de korpschef, die het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarde. Eiseres stelde dat zij feitelijk de werkzaamheden van de gewenste functie uitvoerde, maar de rechtbank oordeelde dat niet was aangetoond dat haar werkzaamheden wezenlijk afweken van haar huidige functie als Assistent Intake & Service B. De rechtbank overwoog dat de RAAF specifiek vereist dat aan bepaalde criteria wordt voldaan, en dat eiseres niet kon aantonen dat zij aan deze criteria voldeed. De rechtbank concludeerde dat de korpschef de aanvraag in redelijkheid had kunnen afwijzen, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de specifieke criteria die in de RAAF zijn opgenomen en de rol van de leidinggevende in het toekennen van functies.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/2823

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J.C. Garrels).

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres, gedaan op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan aan de ambtenaar opgedragen functie (de RAAF), afgewezen.
Bij besluit van 27 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2020 via een skype-verbinding.
Hieraan hebben deelgenomen eiseres en haar gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiseres is bij besluit van 10 juni 2016 met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de LFNP-functie Assistent Intake & Service B (schaal 5) bij het basisteam [straat] van de Eenheid Den Haag.
2.1
Op 17 juli 2017 heeft eiseres de onderhavige aanvraag ingediend, waarmee zij heeft verzocht te worden geplaatst in de LFNP-functie Medewerker Intake & Service (schaal 6). Als motivatie voor deze aanvraag heeft eiseres aangegeven dat haar dagelijkse routinematige werkzaamheden die zij langdurig uitvoert, in de functie van
Medewerker Intake & Service passen. Eiseres is recent goed beoordeeld door haar leidinggevende op de competenties die bij de functie Medewerker Intake & Service horen, namelijk: accuratesse, betrokkenheid, interculturele sensitiviteit, klantgerichtheid, luisteren en samenwerken. Deze competenties maken deel uit van het dagelijks werk van eiseres. Daarnaast is sprake van nog een aantal verzwarende omstandigheden binnen het werkdomein, zoals: aangifte bekende dader, intake gesprekken met getuigen en het aanhoren van klachtmisdrijven.
Sinds de matching van eiseres op de functie Assistent Intake & Service B is eiseres door haar leidinggevende opgedragen om alle werkzaamheden te verrichten die binnen het taakveld van de functie Medewerker Intake & Service vallen. Nu eiseres langer dan één jaar de feitelijke werkzaamheden heeft verricht die opgedragen zijn en wezenlijk afwijken van haar huidige functie en niet van kennelijk tijdelijke aard zijn, verzoekt eiseres per direct geplaatst te worden op de functie van Medewerker Intake & Service.
2.2
Op 12 maart 2018 heeft de teamchef van eiseres ten behoeve van haar aanvraag schriftelijk een motivering gegeven waarom volgens hem eiseres feitelijk de werkzaamheden van Medewerker Intake & Service verricht.
2.3
Op 16 april 2018 is aan eiseres een voornemen uitgereikt om haar aanvraag af te wijzen.
2.4
Bij brief van 18 april 2018 heeft eiseres een zienswijze ingediend.
2.4.1
Het bevoegd gezag heeft bij brief van 19 juli 2018 een reactie op de zienswijze gegeven.
3. De Adviescommissie RAAF heeft op 26 juli 2018 de aanvraag van eiseres op een (hoor)zitting behandeld en heeft op 17 september 2018 een advies aan verweerder uitgebracht om de aanvraag af te wijzen.
4. Per 10 september 2018 is eiseres na een sollicitatie geplaatst op de door haar gewenste functie Medewerker Intake & Service.
5. Bij het primaire besluit van 2 oktober 2018 heeft verweerder conform het advies van de Adviescommissie RAAF de aanvraag afgewezen.
6. Het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit is op 21 februari 2019 behandeld op een hoorzitting door de Bezwaaradviescommissie RAAF.
Op 22 maart 2019 heeft de Bezwaaradviescommissie RAAF een advies aan verweerder uitgebracht om het primaire besluit in stand te laten.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder overeenkomstig het advies van de Bezwaaradviescommissie RAAF het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
8. Eiseres kan zich niet vinden in de afwijzing van haar aanvraag.
Eiseres heeft gewezen op het feit dat zij dezelfde werkzaamheden uitoefent als collega’s die de functie van Medewerker Intake & Service vervullen. Verweerder heeft niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht en heeft ten onrechte en ongemotiveerd gesteld dat de aan eiseres opgedragen werkzaamheden niet wezenlijk afwijken van haar huidige functie. Verweerder heeft niet duidelijk gemaakt wat de niveaubepalende elementen zijn, die het verschil bepalen. Pas zodra dit duidelijk is, kan worden bezien of eiseres werkzaamheden verricht waarmee in overwegende mate wordt voldaan aan de functie van Medewerker Intake & Service. Dat is niet, althans onvoldoende gebeurd. Zoals uit de toelichting op de RAAF volgt, hangt van de individuele weging van alle feiten en omstandigheden van de aanvraag af of er sprake is van ‘in overwegende mate’ voldoen aan de niveaubepalende elementen van de andere functie. Daarbij dient te worden gekeken naar de verrichte werkzaamheden in de context van het werk in de betreffende organisatorische eenheid. Ten onrechte heeft verweerder de context in het geheel buiten beschouwing gelaten.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
9.1
De rechtbank is allereerst van oordeel dat eiseres ondanks het feit dat zij inmiddels, per 10 september 2018 op de door haar gewenste functie is geplaatst naar aanleiding van een sollicitatie, belang heeft bij een beoordeling van het beroep, aangezien eiseres met haar aanvraag heeft verzocht om reeds per 17 juli 2017 op die functie te worden geplaatst.
9.2
De grondslag voor de RAAF wordt gevormd door artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp). Daar is bepaald dat de ambtenaar een aanvraag kan indienen bij het bevoegd gezag wanneer zijn feitelijke werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van de huidige, aan hem opgedragen LFNP-functie, om de feitelijke werkzaamheden overeen te laten komen met een andere LFNP-functie. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld. Die ministeriële regeling is de RAAF.
9.2.1
De relevante bepalingen van de RAAF zijn opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
9.3
In de toelichting bij artikel 6, negende lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Stb. 2012, 30) is aangegeven dat onder het LFNP de ambtenaar niet langer kan vragen om de functiebeschrijving in overeenstemming te brengen met de feitelijke werkzaamheden. Hij kan door middel van deze nieuwe regeling (RAAF) wel vragen om een andere functie uit het LFNP.
In de toelichting bij de RAAF (Stct. 2016, nr. 38696, pag. 3) is aangegeven dat de RAAF met nadruk is bedoeld als vangnetregeling. Het is bij uitstek de taak van de leidinggevende er voor te zorgen dat de betrokken ambtenaren werk krijgen opgedragen dat past binnen hun functie.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het vangnet van de RAAF geen methode is om een andere functie te krijgen, maar bedoeld is voor de situatie waarin iemand lange tijd (ten minste één jaar) de werkzaamheden van een andere functie verricht en niet op een andere wijze die functie kan krijgen. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. De omstandigheid dat een politieambtenaar werkzaamheden verricht die afwijken van zijn functiebeschrijving of mogelijk meer bij de functiebeschrijving van een andere LFNP-functie passen, is voor inwilliging van een aanvraag op grond van de RAAF niet voldoende. Voor een aanvraag op grond van de RAAF dient aan de daarin specifiek vastgelegde criteria te zijn voldaan. Verweerder stelt in dit verband terecht dat het vertrekpunt voor deze beoordeling de LFNP-functiebeschrijving van eiseres, Assistent Intake & Service B, is en dat het aan eiseres is om aannemelijk dat maken dat zij voor wijziging van haar functie op grond van de RAAF in aanmerking komt.
9.4
Partijen zijn het er over eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b en d, van de RAAF. Zij verschillen van mening over de vraag of de door eiseres aangedragen feitelijke werkzaamheden wezenlijk afwijken van haar functie van Assistent Intake & Service B, dus over onderdeel c van het eerste lid.
9.4.1
In de toelichting bij de RAAF is uiteengezet dat bij de beoordeling of sprake is van ‘wezenlijk afwijken’, primair wordt gekeken naar die elementen van de andere functie die bij uitstek het waarderingsniveau van de functie bepalen en die onderscheidend zijn ten opzichte van de huidige functie. Die elementen staan beschreven in de paragraaf ’kern van de functie’ van de respectievelijke LFNP-functies.
9.4.2
In de LFNP-functiebeschrijving van de Assistent Intake & Service staat de kern van de functie als volgt omschreven:
”De Assistent Intake & Service draagt bij aan de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding) en van de openbare orde, en aan veiligheid en leefbaarheid in de samenleving door de uitvoering van Intake & Service te ondersteunen op aangewezen taakgebieden – zoals vragen van burgers aan te nemen, aangiften op te nemen en vergunningaanvragen van burgers in ontvangst te nemen, burgers over aangiften terug te bellen, gegevens van door collega’s aangereikte aangiften te complementeren, fotoconfrontatie te verrichten, op aanwijzing BOB-middelen aan te vragen, verhoorruimtes uit te geven en aangereikte gegevens (onder meer ook taps) in de daartoe geëigende (archief)systemen vast te leggen volgens gestandaardiseerde werkwijzen en nauwgezette richtlijnen. De Assistent Intake & Service B geeft instructies en handreikingen aan Assistenten Intake & Service A.”
In de LFNP-functiebeschrijving van de Medewerker Intake & Service staat de kern van de functie als volgt omschreven:
”De Medewerker Intake & Service draagt bij aan de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding) en van de openbare orde, en aan veiligheid en leefbaarheid in de samenleving door het zelfstandig uitvoeren van routinematige Intake & Servicewerkzaamheden. Hij wordt ten aanzien van onderstaande activiteiten en resultaten begeleid door ten minste een Generalist Intake & Service en kan meeromvattende zaken overdragen.”
9.4.2.1 Bij vergelijking van de kern van de eigen functie (Assistent) met de kern van de gewenste functie (Medewerker) blijkt dat meerdere elementen in beide functies voorkomen.
Wat de functie van Medewerker Intake & Service onderscheidt van de functie Assistent Intake & Service is:
a. Het zelfstandig uitvoeren van routinematige Intake & Servicewerkzaamheden (zonder gestandaardiseerde methoden en volgens nauwgezette richtlijnen).
b. Het ten aanzien van de in de functie genoemde activiteiten en resultaten begeleid worden door ten minste een Generalist Intake & Service.
c. Het kunnen overdragen van meeromvattende zaken.
De rechtbank stelt vast dat in het advies van de Adviescommissie RAAF van 17 september 2018 duidelijk is uiteengezet waarmee de functie Medewerker Intake & Service onderscheidend is ten opzichte van de eigen functie van eiseres, hetgeen neerkomt op de hiervoor genoemde drie elementen (a. b. en c). Hierop heeft eiseres in bezwaar kunnen reageren. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt wat de niveaubepalende elementen zijn, kan daarom niet sagen.
9.5
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat eiseres in de volle breedte van het vakgebied Intake & Service werkzaamheden verricht. Eiseres is op beperkt, afgebakend gebieden (zoals op het gebied van processen-verbaal) werkzaam en werkt volgens gestructureerde protocollen zonder begeleiding, hetgeen binnen de functiebeschrijving van Assistent Intake & Service B past, aldus verweerder.
9.6
Eiseres heeft met betrekking tot het voornoemde standpunt van verweerder ter zitting aangevoerd dat verweerder hiermee buiten de omvang van het geding treedt, omdat een dergelijk standpunt geen deel van het advies van de Bezwaaradviescommissie RAAF, dat als motivering aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, uitmaakt.
9.7
De rechtbank is van oordeel dat eiseres deze grond terecht heeft voorgedragen, maar dat dit niet tot gegrondverklaring van het beroep kan leiden, gelet op het volgende.
9.7.1
Over het eerste element, het zelfstandig uitvoeren van routinematige Intake & Service-werkzaamheden, stelt verweerder zich op het standpunt dat van belang is of de werkzaamheden als beëindigd kunnen worden aangemerkt op het moment van overdracht door de ambtenaar. Als de werkzaamheden in belangrijke mate worden verricht volgens gestandaardiseerde methoden en volgens nauwgezette richtlijnen die de medewerker in staat stellen het werk zelfstandig en zonder verdere aanwijzingen uit te voeren, is dit een aanwijzing dat de werkzaamheden behoren tot de eigen functie van Assistent Intake & Service B. Als ook werkzaamheden worden uitgevoerd die niet binnen gestandaardiseerde methoden en volgens nauwgezette richtlijnen tot een afgerond resultaat leiden en om die reden er begeleiding is door een Generalist Intake & Service of hoger, dan wel moeten kunnen worden overgedragen aan ten minste een Generalist Intake & Service om deze werkzaamheden af te ronden, is dit een aanwijzing dat deze werkzaamheden tot de functie van Medewerker Intake & Service behoren. De rechtbank kan verweerder hierin volgen.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zelfstandig routinematige Intake & Servicewerkzaamheden in de hiervoor bedoelde zin uitvoert. De feitelijk opgedragen werkzaamheden van eiseres betreffen in hoofdzaak werkzaamheden die volgens gestandaardiseerde werkwijzen en volgens nauwgezette richtlijnen worden verricht. Eiseres is op basis van protocollen in staat de werkzaamheden zelfstandig tot een afgerond resultaat te brengen zonder dat er verdere aanwijzing en/of begeleiding nodig is van ten minste een Generalist Intake & Service. Dat dit anders zou zijn, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt.
Voorts is hier van belang dat ten aanzien van de werkzaamheden eiseres niet kan worden begeleid door ten minste een Generalist Intake & Service, nu de functie van Generalist Intake & Service niet is opgenomen binnen de formatie van het basisteam. Ook de functie van Senior Intake & Service bestaat in dat basisteam niet. De reden hiervoor is, zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, dat de korpschef gelet op de te verwachten werkzaamheden in het basisteam, het opnemen van een Generalis of een Senior in de formatieruimte niet nodig acht. Dat in de praktijk begeleiding van eiseres kan plaatsvinden en plaatsvindt door een (hoger) functionaris van een ander vakgebied (tactische opsporing), volstaat niet voor een geslaagd beroep op de RAAF, omdat – zoals in het advies van de Bezwaaradviescommissie RAAF is uiteengezet en door verweerder ter zitting is toegelicht – dit niet de begeleiding en de overdracht als bedoeld in de functie Medewerker Intake & Service is. De begeleiding en de overdracht kunnen alleen vanuit het vakgebied Intake & Service geschieden omdat het hier om nog niet afgeronde Intake & Service-zaken gaat en aldus expertise van een generalist Intake & Service is vereist. Reeds hierom kan het betoog van eiseres, dat uit grammaticale uitleg van de zinsnede ter zake van de bedoelde begeleiding “door ten minste” een Generalist Intake & Service, volgt dat begeleiding wel door een andere (hoger) functionaris kan geschieden, niet slagen.
Wat het overdragen van meeromvattende zaken betreft, heeft verweerder toegelicht dat dit zaken zijn waarbij protocollen of voorgeschreven werkwijzen niet volstaan voor de afhandeling ervan en om die reden de zaak voor verdere afhandeling dient te worden overgedragen aan een Generalist binnen het vakgebied Intake & Service.
Uit het feit dat in het team van eiseres op het vakgebied Intake & Service geen hoger gewaardeerde functie is (van Generalis of Senior), volgt ook dat eiseres niet kan voldoen aan het niveaubepalende element dat meeromvattende zaken kunnen worden overgedragen aan een Generalist Intake & Service.
Uit het voorgaande volgt dat aan de voornoemde drie onderscheidende elementen van de functie Medewerker Intake & Service niet wordt voldaan.
9.8
Voor zover eiseres een beroep doet op een uitzonderingsgrond, als bedoeld in de toelichting bij de RAAF, op grond waarvan niet tegengeworpen zou kunnen worden dat niet aan alle niveaubepalende elementen wordt voldaan, kan dit beroep niet slagen. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht gaat het hier om een situatie waarin in het bedrijfsvoeringsplan, door bedrijfsvoeringsredenen werkzaamheden, die in de kern van de aangevraagde functie een niveaubepalend element zijn, niet zijn opgedragen maar bij een andere functie binnen het team zijn belegd. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
Daardoor wordt niet toegekomen aan de in de toelichting bij de RAAF bedoelde beoordeling of met de feitelijk opgedragen werkzaamheden voldaan wordt aan het criterium ‘in overwegende mate’ als ondergrens van de beoordeling of plaatsing op de andere functie aan de orde is.
9.9
De rechtbank is voorts van oordeel dat voor verweerder geen aanleiding bestond om de hardheidsclausule toe te passen. De hardheidsclausule ziet naar zijn aard op bijzondere individuele omstandigheden. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van zulke omstandigheden in de zaak van eiseres niet is gebleken.
9.1
Voor zover eiseres een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel, kan dit beroep niet slagen. Daarvoor is nodig dat een collega in vergelijkbare omstandigheden naar aanleiding van een RAAF-aanvraag in de functie van Medewerker Intake & Service is geplaatst. Die situatie doet zich echter niet voor.
9.11
De omstandigheid dat eiseres na een sollicitatie inmiddels wel in de functie van Medewerker Intake & Service is geplaats, leidt niet tot een ander oordeel. De vraag of eiseres voor de door haar geambieerde functie geschikt is, wordt beantwoord aan de hand van een ander beoordelingskader dan het beoordelingskader dat voor een aanvraag op grond van de RAAF geldt.
9.12
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat verweerder, indien hij van mening was dat de werkzaamheden van eiseres niet behoren tot de LFNP-functie van Medewerker Intake & Service, ambtshalve had moeten toetsen tot welke andere dan de gevraagde LFNP-functie de werkzaamheden van eiseres behoren. Uit de RAAF volgt juist dat de aanvrager de functie dient te noemen waarin hij plaatsing wenst, zodat duidelijk is aan welke niveaubepalende elementen er dient te worden getoetst.
De rechtbank is van oordeel dat in het advies van de Bezwaaradviescommissie RAAF, met toepassing van het toetsingskader zoals dit in de RAAF is aangegeven, deugdelijk is gemotiveerd waarom de werkzaamheden van eiseres niet in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie Medewerker Intake & Service. Van onzorgvuldig onderzoek is geen sprake.
De rechtbank merkt op dat weliswaar uit de eerdergenoemde verklaring van de teamchef van eiseres blijkt dat zij veel meer – en functie-overstijgende – werkzaamheden heeft verricht dan volgens de functiebeschrijving van Assistent Intake & Service B wordt gevergd, maar dat dit gegeven op zich niet voldoende is voor een geslaagd beroep op de vangnetregeling van de RAAF.
10. Gezien het vorenstaande heeft verweerder de op grond van de RAAF gedane aanvraag van eiseres om met ingang van 17 juli 2017 geplaatst te worden in de functie van Medewerker Intake en Service, in redelijkheid kunnen afwijzen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier op 20 augustus 2020.
griffier rechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

BIJLAGE

Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 4 juli 2016, nr. DGP/ARBVW 2016-777969, houdende de mogelijkheid tot wijziging van de functie op aanvraag van de ambtenaar (Stct. 2016, nr. 38696)
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. aandachtsgebied: het aandachtsgebied, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel ll, van het Besluit algemene rechtspositie politie;
b. aanvraag: de aanvraag, bedoeld in artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie;
c. ambtenaar: de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit bezoldiging politie;
d. bevoegd gezag: het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van het Besluit bezoldiging politie;
e. functie: een functie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel r, van het Besluit bezoldiging politie;
f. LFNP: Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel vv, van het Besluit bezoldiging politie;
g. specifieke functionaliteit: de specifieke functionaliteit, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel mm, van het Besluit algemene rechtspositie politie;
h. werkterrein: het werkterrein, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel kk, van het Besluit algemene rechtspositie politie.
i. wezenlijk afwijken: in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie als omschreven in het onderdeel ‘kern van de functie’ van de betreffende functie, dan wel overeenkomen met de definitie van het werkterrein, het aandachtsgebied of de specifieke functionaliteit behorende bij de huidige functie opgenomen in de bijlage 4, horende bij artikel 3, vierde lid, van de Regeling vaststelling LFNP.
Artikel 2
1. In de aanvraag maakt de ambtenaar aannemelijk dat hij gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag, feitelijke werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van zijn huidige functie dan wel overeenkomen met een werkterrein, een aandachtsgebied of een specifieke functionaliteit.
2. De periode van één jaar als bedoeld in het eerste lid vangt niet eerder aan dan de dag waarop de ambtenaar de huidige aan hem opgedragen functie feitelijk uitoefent.
Artikel 3
1. Het bevoegd gezag wijst de aanvraag toe, indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2:
a. zijn opgedragen;
b. gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag tot wijziging van de functie dan wel wijziging of toekenning van het werkterrein, aandachtsgebied of specifieke functionaliteit zijn verricht;
c. wezenlijk afwijken van de huidige functie dan wel van een werkterrein, een aandachtsgebied of een specifieke functionaliteit van de ambtenaar, en
d. niet van kennelijk tijdelijke aard zijn.
2. In afwijking van het eerste lid wijst het bevoegd gezag de aanvraag af, indien een zwaarwegend dienstbelang zich tegen plaatsing op de andere functie verzet, dan wel indien de ambtenaar verzoekt niet tot plaatsing op een andere functie over te gaan, en geeft daarbij toepassing aan artikel 5.
(….)
Artikel 7
In individuele gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, kan het bevoegd gezag een bijzondere voorziening treffen.
(…).
Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 2 december 2016, nr. DGP/ARBVW 2016-2022887, houdende wijziging van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (Stct. 2016, nr. 67383)
ARTIKEL I
Artikel 2, tweede lid, van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie komt te luiden:
2. De periode van één jaar als bedoeld in het eerste lid vangt niet eerder aan dan de dag waarop de ambtenaar in een LFNP-functie is geplaatst of aangesteld.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 26 juli 2016.
(…).