ECLI:NL:RBDHA:2020:7992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.11431 en NL20.11435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielprocedure met betrekking tot verblijfsvergunningen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van asielprocedures. Verzoekers, waaronder minderjarigen, hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 mei 2020 als kennelijk ongegrond zijn afgewezen. Tegen deze besluiten hebben de verzoekers beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 9 juli 2020 zijn de zaken van verzoekers gevoegd behandeld, waarbij de verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. J.M. Walls, en de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. L. Verhaag.

De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak de beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd. Dit betekent dat de Staatssecretaris nieuwe besluiten moet nemen op de aanvragen van verzoekers. Gezien de uitkomst van de bodemzaken en de terugkeerbesluiten die eerder aan verzoekers zijn opgelegd, heeft de voorzieningenrechter besloten de verzoeken om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat de verzoekers niet uit Nederland mogen worden verwijderd totdat er een beslissing is genomen op hun aanvragen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 525,-. De uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is bekendgemaakt op 17 juli 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.11431 en NL.20.11435

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen:

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Verhaag)

en in de zaak tussen:

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer] ,

mede ten behoeve van de minderjarige kinderen:
[minderjarige 1]V-nummer [V-nummer]
, [minderjarige 2], V-nummer [V-nummer] en
[minderjarige 3], V-nummer [V-nummer] (gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Verhaag).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 26 mei 2020 (bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de door verzoekers ingediende beroepen, geregistreerd onder de zaaknummers NL20.11430 respectievelijk NL20.11434, plaatsgevonden op 9 juli 2020. De zaken van verzoekers zijn gevoegd behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A. Baban. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank de beroepen
,geregistreerd onder de zaaknummers NL20.11430 respectievelijk NL2011434, gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd. Verweerder dient nieuwe besluiten op de aanvragen van verzoekers te nemen.
Gelet op de uitkomst van de bodemzaken en gezien de tegen verzoekers uitgevaardigde terugkeerbesluiten van 3 november 2017 ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de verzoeken toe te wijzen.
Omdat de voorzieningenrechter de verzoeken toewijst, veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de proceskosten die verzoekers redelijkerwijs hebben moeten maken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de zaken van verzoekers met elkaar samenhangen. Er is daarom sprake van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De voorzieningenrechter stelt op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift van verzoeker en 1 punt voor verzoekschrift van verzoekster, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1, gedeeld door 2). In de kosten voor het verschijnen ter zitting van verzoekers’ gemachtigde is verweerder in de uitspraak op de beroepen van verzoekers veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen toe;
  • verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat op zijn aanvraag is beslist;
  • verbiedt verweerder de overige verzoekers uit Nederland te verwijderen totdat op hun aanvraag is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
17 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.