ECLI:NL:RBDHA:2020:7971
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Afghaanse nationaliteit houder, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 juni 2020 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 8 juli 2020, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.H. Hekman, en een tolk, S.M. Razaghi. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar.
De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL20.12861), was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. van Gestel. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 juli 2020, maar niet uitgesproken in een openbare zitting vanwege de coronamaatregelen.