ECLI:NL:RBDHA:2020:7966

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/596634 / FA RK 20-4818
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 15 juli 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging voor de duur van drie maanden, naar aanleiding van een complexe situatie rondom betrokkene, geboren in 1991 in Duitsland. Betrokkene verbleef op dat moment in een accommodatie en had te maken met ernstige psychische problemen, waaronder suïcidale uitingen en een crisis door hoge druk. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de psychiater en de advocaat van betrokkene. Betrokkene zelf stelde dat het goed met haar ging en dat zij geen zorgmachtiging nodig had, maar de psychiater en de rechtbank waren van mening dat de situatie nog te kwetsbaar was voor een ambulante behandeling op vrijwillige basis.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van ernstig nadeel voor betrokkene en dat verplichte zorg noodzakelijk was om haar geestelijke gezondheid te stabiliseren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van drie maanden, tot en met 16 oktober 2020, en bepaalde dat verschillende vormen van verplichte zorg konden worden toegepast, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beslissing werd genomen met inachtneming van de Wvggz en de tijdelijke regeling in verband met de coronamaatregelen, die de behandeling van dergelijke verzoeken met voorrang behandelde. De beschikking werd uitgesproken door rechter J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/596634 / FA RK 20-4818
Datum beschikking: 04 augustus 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie: [verblijfplaats]
advocaat: mr. J.H.T. van Brunschot te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van drie maanden.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 14 juli 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar (op dat moment) niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart;
- een zorgplan van 6 juli 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 14 juli 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [psychiater] , in aanwezigheid van betrokkene;
- de [begeleider] in aanwezigheid van betrokkene;
- een [vriendin] in aanwezigheid van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft naar voren gebracht dat het heel goed met haar gaat en dat zij stappen in de goede richting heeft gezet. Betrokkene krijgt in de weekenden vrijheden. Zij heeft zelf diverse vormen van hulp geregeld (bij instanties, maar ook in haar eigen vriendenkring), zodat na ontslag een steunend netwerk aanwezig zal zijn. Daarom is volgens betrokkene geen zorgmachtiging nodig. Betrokkene is overigens bereid nog even in de accommodatie te blijven, mocht dat nodig worden gevonden.
De psychiater heeft bij aanvang van de zitting naar voren gebracht dat hij in deze zaak ook de opsteller van de medische verklaring is geweest. Hij was, toen hij de verklaring opstelde, echter op geen enkele wijze betrokken bij de behandeling van betrokkene, Tijdens de zitting is hij aanwezig geweest in de hoedanigheid van waarnemer voor de vaste behandelaar van betrokkene, [behandelaar] . Er is sprake van een complex samenstel van psychische stoornissen. Hoewel betrokkene inderdaad een breed netwerk om zich heen heeft van mensen die haar steunen, heeft dit niet kunnen voorkómen dat zij in een ernstige crisis terecht is gekomen toen de druk te hoog werd. Suïcidale uitingen, een decompensatie en ernstig nadeel voor betrokkene zelf (en voor haar dochter van vijf) waren het gevolg. Zodra de ambulante zorg goed is geregeld kan betrokkene met ontslag. Aan de goede bedoelingen van betrokkene wordt niet getwijfeld, maar als de druk in de komende weken onverhoopt opnieuw te hoog oploopt, moet de regie direct overgenomen kunnen worden. Voor een succesvolle ambulante behandeling zal eerst een vertrouwensbasis moeten worden gelegd. De psychiater heeft op het punt van het ernstig nadeel nog naar voren gebracht dat betrokkene enkele dagen vóór de zitting, na een voor haar heftig gesprek met hulpverleners, wanhopig is geworden en voor een vrachtwagen is gesprongen. Betrokkene is al met al nog te kwetsbaar en wisselvallig voor ambulante behandeling op vrijwillige basis.
De vriendin van betrokkene heeft op vragen van de rechtbank geantwoord dat ze betrokkene zoveel mogelijk zal steunen. Dit laat onverlet dat zij natuurlijk ook haar eigen verplichtingen heeft.
De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Er is geen sprake meer van ernstig nadeel en een vangnet is geregeld, zodat betrokkene op verantwoorde wijze met ontslag kan. Tot aan haar ontslag wil betrokkene vrijwillig blijven.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Op 25 juni 2020 is door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 16 juli 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten: complexe multiple type II traumatisering waarbij er sprake is van een gecompliceerde autistiforme persoonlijkheidsstructuur met cluster B/C kenmerken en dissociatieve episoden.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Anders dan de advocaat – maar met de psychiater – is de rechtbank van oordeel dat dit nadeel nog altijd actueel is, zoals wel blijkt uit het feit dat betrokkene enkele dagen vóór de zitting, toen de druk haar tijdens een gesprek met de hulpverleners te hoog werd, voor een vrachtwagen is gesprongen.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Uit het betoog van de psychiater ter zitting is duidelijk geworden dat er op dit moment geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg
hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van
communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Wil de ambulante behandeling kans van slagen hebben, dan moet daarvoor in de komende weken eerst een solide (vertrouwens)basis worden gelegd.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend voor de duur van drie maanden.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn, als ook na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw]

geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg
hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van
communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 oktober 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, bijgestaan door
F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 04 augustus 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 augustus 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.