ECLI:NL:RBDHA:2020:7966
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 4 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 15 juli 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging voor de duur van drie maanden, naar aanleiding van een complexe situatie rondom betrokkene, geboren in 1991 in Duitsland. Betrokkene verbleef op dat moment in een accommodatie en had te maken met ernstige psychische problemen, waaronder suïcidale uitingen en een crisis door hoge druk. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de psychiater en de advocaat van betrokkene. Betrokkene zelf stelde dat het goed met haar ging en dat zij geen zorgmachtiging nodig had, maar de psychiater en de rechtbank waren van mening dat de situatie nog te kwetsbaar was voor een ambulante behandeling op vrijwillige basis.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van ernstig nadeel voor betrokkene en dat verplichte zorg noodzakelijk was om haar geestelijke gezondheid te stabiliseren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van drie maanden, tot en met 16 oktober 2020, en bepaalde dat verschillende vormen van verplichte zorg konden worden toegepast, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beslissing werd genomen met inachtneming van de Wvggz en de tijdelijke regeling in verband met de coronamaatregelen, die de behandeling van dergelijke verzoeken met voorrang behandelde. De beschikking werd uitgesproken door rechter J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk.