Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in conventie,
1.Het procesverloop
2.Feiten in conventie en in reconventie
VP Cyber Security HTSM” zal worden ‘gepauzeerd’ en dat de werkzaamheden van [eiser] voor de “
roadmap Cyber Security & Resilience” eveneens zullen worden gepauzeerd.
VP Cyber Security HTSM” weliswaar zal worden gepauzeerd, maar dat [eiser] projectleider blijft. Verder is TNO in deze e-mail akkoord gegaan met het verzoek van [eiser] om aan een andere “
RM” (research manager) te rapporteren, omdat de huidige RM van [eiser] ( [leidinggevende] ) nauw verbonden is met de “
roadmap Cyber Security & Resilience”.
“helemaal op zijn kop [heeft] gezet”en dat zijn eerste prioriteit is om zijn stressniveau onder controle te brengen.
redenen van zorgvuldigheid van het onderzoek” is uitgesteld tot 8 juli 2016.
VP Cyber Security HTSM” te pauzeren. TNO heeft in deze brief ook geschreven dat zij heeft besloten dat [betrokkene 12] gedurende de afwezigheid van [eiser] het projectleiderschap van het “
VP Cyber Security HTSM” zal overnemen.
3.Advies van de Integriteitscommissie
zinvolle en wederzijds geaccepteerde oplossing”, zonder dat [eiser] benadeeld wordt in zijn positie. [eiser] heeft in het kader van deze gesprekken in een e-mail van 17 november 2016 voorgesteld dat hem de komende achttien maanden een toelage zal worden verstrekt van € 5.000,- per maand als tegemoetkoming voor de langdurige en onomkeerbare benadeling die [eiser] stelt te hebben ondervonden.
“andere benadeling dan, mogelijk, door [ [betrokkene 3] ] in april 2016”.
“zich niet [kan] blijven verschuilen achter [zijn] uitleg van het advies van de bedrijfsarts dat eerst “het probleem” moet worden opgelost door dit één-op-één te koppelen aan [zijn] behoefte om (met [betrokkene 7] ) tot een door [hem] wél gewenste afronding van de integriteitskwestie te komen”.Verder wordt in deze e-mail geschreven dat als [eiser] niet op 9 mei 2017 contact opneemt met de hiervoor genoemde instanties, de loonbetaling van [eiser] zal worden stopgezet.
“hebben over datgene dat [de] re-integratie [van [eiser] ] belemmert”. Daarna heeft [eiser] op 30 augustus 2017 een e-mail gestuurd aan TNO. In deze e-mail geeft [eiser] te kennen dat het hem niet duidelijk is waarom [betrokkene 2] wordt voorgesteld als gesprekspartner in plaats van [betrokkene 7] . Ook schrijft [eiser] in zijn e-mail dat hij in een eerder gesprek met [betrokkene 7] al drie problemen heeft aangestipt die opgelost moeten worden, maar dat hij daar toen niet over wilde spreken. In antwoord op deze e-mail heeft TNO daarna per e-mail op 31 augustus 2017 geschreven dat partijen op deze manier niet verder komen. Volgens TNO is [betrokkene 2] bij uitstek in de gelegenheid om te spreken over de belemmeringen die [eiser] ervaart. TNO verzoekt [eiser] in deze mail om uiterlijk 1 september 2017 contact te leggen met de door TNO voorgestelde mediatior, bij gebreke waarvan TNO ervan uitgaat dat [eiser] niet open staat voor mediation.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De werkgever mag de werknemer niet benadelen als gevolg van het te goeder trouw en naar behoren melden van een vermoeden van een misstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet Huis voor klokkenluiders tijdens en na de behandeling van deze melding bij de werkgever of de daartoe bevoegde instantie.
te goeder trouw en naar behoren) en daarmee ook verduidelijkt wordt in welke gevallen (tijdens en na de behandeling van een melding van een vermoeden van een misstand) de werknemer aanspraak kan maken op bescherming bij benadeling als gevolg van het melden van een vermoeden van een misstand.
een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden van een misstand. Ook dient de werknemer de melding van een vermoeden van een misstand
te goeder trouw en naar behorente hebben gedaan. Het wetsartikel definieert overigens niet wanneer de werknemer hieraan voldoet. In de wetsgeschiedenis is hierover te lezen dat de werknemer in procedureel en materieel opzicht zorgvuldig dient te handelen (zie: Kamerstukken II 2014/15, 34105, nr. 7, p. 22-23 (Memorie van Toelichting). Een werknemer handelt volgens de hiervoor aangehaalde Memorie van Toelichting in procedureel opzicht zorgvuldig indien
(1) de (potentiële) klokkenluider de desbetreffende feiten eerst intern aan de orde heeft gesteld, zo nodig tot op het hoogste niveau, tenzij dat in redelijkheid niet van hem kon worden gevergd of strijdig is met het maatschappelijk belang en (2) de klokkenluider, indien een interne melding niet tot correctieve actie leidt of er sprake is van een situatie waarin volgens de procedure ook extern gemeld kan worden, de feiten op een passende en evenredige wijze extern bekendmaakt. Van materieel zorgvuldig handelen is volgens de wetsgeschiedenis van artikel 7:658c BW sprake indien
(a) de (potentiële) klokkenluider een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden heeft dat de desbetreffende feiten juist zijn; (b) met de (interne) bekendmaking een maatschappelijk belang in het geding is, dan wel kan zijn en; (c) het belang van externe bekendmaking in maatschappelijk opzicht prevaleert boven het belang van de werkgever bij geheimhouding.
[d]e in art. 7:611 BW neergelegde verplichting van een werknemer om zich als een goed werknemer te gedragen [mee brengt] dat hij (…) in beginsel tegenover zijn werkgever is gehouden tot discretie en loyaliteiten dat het houden van discretie en loyaliteit tegenover de werkgever ook geldt
indien de werknemer van mening is dat binnen de organisatie sprake is van een misstand die in het algemeen belang dient te worden bestreden(zie: HR 26 oktober 2012, rov. 3.5.1., ECLI:NL:HR:2012:BW9244,
JAR2012/213, rov. 3.5.1. Quirijns/TGB).
mag benadelenals gevolg van het melden van een vermoeden van een misstand. Het artikel verbindt echter geen sanctie aan een overtreding van dat verbod door de werkgever. Ook uit de wetsgeschiedenis is niet te destilleren wat de juridische gevolgen zijn van een overtreding van het verbod. Zoals reeds in rechtsoverweging 4.4. aan de orde is geweest worden als voorbeelden van benadeling (onder meer) een overplaatsing genoemd. Het is dus de vraag of artikel 7:658c BW beoogt dat in geval van overtreding van het verbod de werkgever (alleen) gehouden is zijn beslissingen omtrent de positie van de betreffende werknemer ongedaan te maken (in het voorbeeld dus: de overplaatsing ongedaan te maken), of dat de sancties verder reiken en dat de betrokken werkgever zich ook blootstelt aan de verplichting tot het betalen van een schadevergoeding. De grondslag daarvan zou dan kunnen zijn overtreding van de norm van artikel 7:611 BW (‘goed werkgeverschap) of zelfs wanprestatie. Zou in deze procedure vast komen te staan dat [eiser] is benadeeld door TNO, dan dient ook deze vraag aan de orde te komen en beantwoord te worden.
algemenebenadelingsverbod van artikel 7:658c BW kent TNO ook een meer specifiek benadelingsverbod. Dat benadelingsverbod is neergelegd in artikel 6 van de interne klokkenluidersregeling van TNO en bepaalt dat
“een melder die (…) te goeder trouw een (vermoeden van een) misstand of onregelmatigheid heeft gemeld, op geen enkele wijze in zijn positie wordt benadeeld als gevolg van het melden daarvan”. Verder kent de interne klokkenluidersregeling ook ‘de spelregels’ waar zowel TNO als een melder aan moeten voldoen tijdens het intern melden van (het vermoeden van) een misstand.
ok” is. De kantonrechter kan deze instemming niet anders uitleggen dan dat [eiser] het op dat moment met TNO eens was dat het (onder andere) verstandig werd geacht dat hij geen contact had met de medewerkers van de Roadmap CSR en dat hij had begrepen dat hij een fysiek en mentaal zwaar traject was ingeslagen. Dat, zoals [eiser] stelt, hem een spreekverbod was opgelegd, is niet gebleken.
VP Cyber Security HTSM” zal worden ‘gepauzeerd’ en dat de werkzaamheden van [eiser] voor de “
roadmap Cyber Security & Resilience” eveneens zullen worden gepauzeerd. Dat [eiser] het met deze maatregelen niet eens was, althans dat hij deze maatregelen niet voldoende achtte, volgt uit de e-mails die hij daarna op 28 mei 2016 heeft verzonden aan de bestuursvoorzitter van TNO. Daaropvolgend – en kennelijk om [eiser] tegemoet te komen – heeft TNO op 30 mei 2016 een e-mail aan [eiser] verzonden en heeft TNO [eiser] te kennen gegeven dat hij (aanvullend op de eerdere maatregelen) een externe vertrouwenspersoon kan inschakelen en dat het [eiser] vrij staat om zich te laten adviseren door het Adviespunt klokkenluiders. Ook is [eiser] toen verzocht om een document op te stellen met de benadeling die hij sinds het doen van zijn melding ervaart.
VP Cyber Security HTSM”, te laten verrichten door een andere werknemer. [eiser] stelt dat hij hierdoor in zijn positie is benadeeld, althans dat zijn re-integratie niet is bevorderd. Deze stelling zal worden verworpen.
VP Cyber Security HTSM” gepauzeerd zal worden. TNO kon op dat moment redelijkerwijs niet voorzien dat [eiser] vier dagen later arbeidsongeschikt zou raken en dat hij dat langdurig zou blijven. Ook kon TNO op dat moment niet voorzien dat de oplevering van het onderzoekrapport pas in september 2016 zou plaatsvinden. Op 26 mei 2016 was namelijk de verwachting dat het meldingsonderzoek op 26 juni 2016 afgerond zou zijn. TNO heeft weliswaar verplichtingen jegens [eiser] in het kader van zijn bescherming tegen benadeling, maar TNO heeft ook verplichtingen jegens haar eigen organisatie en de voortgang van haar projecten. In dat kader mag TNO redelijke maatregelen treffen om de voortgang van haar projecten te waarborgen.
[functie]”.
activiteitente werken die bijdragen aan een oplossing voor de problematiek in de eigen werksituatie. Om welke activiteiten het hierbij moest gaan en hoe TNO [eiser] in dit kader had dienen te bejegenen, adviseert de bedrijfsarts niet. TNO is hierin door de bedrijfsarts dus in zekere zin vrij gelaten. De kantonrechter acht het daarom in juridische zin niet aan TNO te verwijten dat Ergatis en The Lime Tree [eiser] (onnodig) onder zekere druk hebben gezet. Hierbij weegt ook mee dat de arbeidsverhouding op dat moment zodanig was verslechterd, zowel door de brief die [eiser] op 22 november 2016 aan de Nederlandse ambassadeur had gestuurd als door het besluit dat de Raad van Toezicht op 14 februari 2017 heeft genomen (waarover hierna meer), dat het niet onredelijk wordt geacht dat TNO externe partijen heeft ingeschakeld om te onderzoeken welke mogelijkheden tot re-integratie er nog bestonden en om de gesprekken tussen [leidinggevende] en [eiser] te faciliteren.
onomstotelijk– bewijs mee te wegen. Het feitenonderzoek is daarmee volgens [eiser] onvolledig. Tot slot heeft [eiser] naar voren gebracht dat hij na ontvangst van het concept-rapport op 8 september 2016 een groot aantal punten (47) heeft aangestipt die volgens hem nadere duiding vergen, onjuistheden bevatten, dan wel onvolledig, suggestief of ongefundeerd zijn. De CMO is, ondanks de verplichting daartoe, volgens hem nauwelijks ingegaan op de punten die hij heeft aangedragen.
niet overneemt. Gelet op deze verplichting had het op de weg van de CMO gelegen om voldoende te motiveren waarom zij de door [eiser] in zijn reactie van 8 september 2016 naar voren gebrachte (47) punten niet heeft overgenomen. In haar onderzoeksrapport is weliswaar te lezen dat zij de punten heeft
meegewogenbij de afronding van het concept-rapport, maar uit het rapport valt niet af te leiden hoe de CMO dat concreet heeft gedaan en ook niet of de CMO de punten van [eiser] heeft overgenomen. De (verkorte) motivering van twee regels is daarbij ook niet in verhouding tot de goed gemotiveerde en onderbouwde reactie van 24 pagina’s van [eiser] op het concept-onderzoeksrapport. Op dit punt had het dus van de CMO verwacht mogen worden om – zoals de bedrijfscode bepaalt – zorgvuldiger te zijn.
volledigeonderzoek van de CMO onzorgvuldig is verricht. In tegendeel. Zoals hiervoor reeds is overwogen, stond het TNO vrij om te bepalen door wie zij het onderzoek liet verrichten. Daarbij is vast komen te staan dat de leden van de IC onpartijdig en onafhankelijk te werk zijn gegaan. Uit het omvangrijke onderzoeksrapport van de CMO – dat, zoals reeds is overwogen, slechts marginaal getoetst kan worden – volgt daarnaast dat de CMO de conclusie trekt dat de melding van [eiser] naar (het vermoeden van) misstanden grotendeels ongegrond is, nadat zij eerst uitvoerig de context van de melding heeft geschetst en nadat zij per deelmelding haar bevindingen naar voren brengt. De bevindingen van de CMO zijn daarbij op een concrete wijze (met vindplaatsen) onderbouwd. Het is voor de lezer van het rapport dus controleerbaar hoe de CMO tot deze bevindingen is gekomen. Daarna motiveert de CMO uitvoerig waarom die bevindingen (al dan niet) leiden tot de conclusie dat de deelmeldingen ongegrond zijn. Anders dan de twee regels die de CMO wijt aan het commentaar van [eiser] , doet de CMO dit uitgebreid en op een zorgvuldige wijze. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het onderzoek van de CMO naar de melding van [eiser] voldoende zorgvuldig en deugdelijk is verricht. Ook kan het niet zo zijn dat de CMO de opmerkingen van [eiser]
moestovernemen. Het was immers haar rapport, waarop [eiser] op de hiervoor beschreven wijze bij betrokken is. Daarbij komt nog dat het rapport niet, zoals [eiser] stelt, niet kàn voldoen, omdat het niet voor de volle 100% volgens het boekje is opgesteld. Het gaat erom dat het rapport de redelijke toets van kritiek kan doorstaan.
onomstotelijkbewijs is, dat in objectieve zin niet hoeft te zijn.
al hetgeen”hem in het kader van zijn dienstverband met TNO ter kennis komt, dus ook van
het verzwijgen van strafbare feitendoor TNO, [betrokkene 3] of wie dan ook. Los van de verplichtingen die [eiser] heeft geschonden door contact op te nemen met externe partijen, bevat de brief van [eiser] aan de ambassadeur ook stellingen van [eiser] waar hij en TNO op dat moment al maanden sterk en inhoudelijk over van mening verschilden. Door de woorden die [eiser] gebruikt in zijn brief van 22 november 2016 en door deze brief op briefpapier van TNO te versturen, presenteert [eiser] zijn stellingen in deze brief niettemin als vaststaande feiten. Van vaststaande feiten was (en is) echter geen sprake. Op 22 november 2016 stonden immers nog (meerdere) procesgangen open. Zowel intern bij de Raad van Toezicht als extern bij het Huis voor Klokkenluiders. Door zijn stellingen als vaststaande feiten naar buiten toe te presenteren, heeft [eiser] in het kader van zijn melding jegens TNO niet zorgvuldig gehandeld.
“In 2018 ben ik door het Huis voor Klokkenluiders erkend als klokkenluider. Tijdens mijn succesvolle loopbaan bij TNO stelde ik enkele grove maatschappelijke misstanden aan de kaak. Vanaf dat moment heeft het management van TNO alles geprobeerd om mij te ontslaan. Dat heb ik echter voorkomen”van zijn website [naam website] te verwijderen.
allesheeft geprobeerd om [eiser] te ontslaan. Integendeel. Uit het omvangrijke dossier valt af te leiden dat TNO zoveel als mogelijk in gesprek is gebleven met [eiser] . Ook nadat [eiser] informatie heeft gedeeld met externe partijen. TNO heeft bovendien geen ontbindingsverzoek ingediend of [eiser] via andere wegen geprobeerd te ontslaan, zelfs niet nadat de tweejaarstermijn voor doorbetaling van ziekengeld (nog verlengd vanwege de beslissing van het UWV) was verstreken. Dat [eiser] de situatie heeft ervaren als dat TNO alles heeft geprobeerd om hem te ontslaan, maakt niet dat [eiser] dit als vaststaand feit mag presenteren op zijn website. Door de naam van TNO in een dergelijk negatief daglicht te plaatsen, acht de kantonrechter het niet uitgesloten dat TNO hiervan schade ondervindt. [eiser] zal daarom worden verplicht om de tekst “
Vanaf dat moment heeft het management van TNO alles geprobeerd om mij te ontslaan. Dat heb ik echter voorkomen”van zijn website te verwijderen.
alle bescheidenwaarin [eiser] met derden over de inhoud van de op 27 april 2016 gedane melding heeft gesproken. De wet biedt echter geen ruimte voor de toewijzing van een dergelijk ruime en onbegrensde vordering (vgl. artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Deze vordering van TNO zal daarom (als onvoldoende specifiek bepaald) worden afgewezen.
€ 240,- aan salaris gemachtigde).
5.De beslissing
“Vanaf dat moment heeft het management van TNO alles geprobeerd om mij te ontslaan. Dat heb ik echter voorkomen”;