ECLI:NL:RBDHA:2020:7944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/588934 / JE RK 20-449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen omgangsregeling en onderzoek bijzondere curator in een complexe gezinszaak met kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 augustus 2020 een beschikking gegeven over de omgangsregeling tussen ouders en hun kinderen, na een periode van impasse waarin de ouders en kinderen elkaar sinds februari 2020 niet meer hebben gezien of gesproken. De bijzondere curator, [mevrouw A], is aangesteld om de situatie te onderzoeken en te adviseren over de omgangsvorm die in het belang van de kinderen is. De ouders hebben aangegeven geen begeleid contact te willen, terwijl de kinderen hun ouders intens missen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het herstel van contact tussen ouders en kinderen noodzakelijk is en dat er een zorgvuldig opstartproces voor de omgang moet komen, waarbij toezicht op de emotionele veiligheid van de kinderen essentieel is. De rechtbank heeft een omgangsregeling vastgesteld, die uitvoerbaar is bij voorraad, en heeft de ouders opgeroepen om in het belang van hun kinderen samen te werken met de gecertificeerde instelling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/588934 / JE RK 20-449
Datum uitspraak: 3 augustus 2020

Beschikking van de meervoudige kamer

Vaststellen omgangsregeling (ex artikel 1:265g BW)

in de zaak naar aanleiding van het op 25 februari 2020 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
en het op 10 maart 2020 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekers]

advocaat: mr. H.W.R. Nakad-Weststrate te Amsterdam,
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats 1]
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2007 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2008 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3]
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
en

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. H.W.R. Nakad-Weststrate te Amsterdam,

[pleegouders 1] ,

hierna te noemen: de pleegouders van [jongmeerderjarige]

[pleegouders 2] ,

de gezinshuisouders van [minderjarige 1] en de pleegouders van [minderjarige 2] ,
hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,

[pleegouders 3] ,

hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige 3] .

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 9 juni 2020 van deze rechtbank is bepaald dat [mevrouw A] als bijzondere curator over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt benoemd en is de behandeling van het verzoek van de gecertificeerde instelling tot het vaststellen van een omgangsregeling, alsmede het zelfstandig verzoek van de ouders tot het vaststellen van een omgangsregeling, aangehouden tot deze zitting. Daarbij is tevens bepaald dat in het kader van de aangehouden verzoeken de bevindingen van de bijzondere curator op deze zitting besproken zullen worden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 9 juni 2020;
- het schriftelijke verslag met bevindingen van de bijzondere curator d.d. 14 juli 2020;
- het verweerschrift van de zijde van de advocaat van de ouders d.d. 17 juli 2020.
Op 22 juli 2020 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordigers van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- de bijzondere curator, [mevrouw A] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de ouders;
- de advocaat van de ouders;
- de pleegouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- de pleegouders van [minderjarige 3] .
Aangezien de ouders en de advocaat niet waren verschenen op het aanvangstijdstip van de zitting heeft de rechtbank getracht contact te krijgen met de advocaat via twee verschillende telefoonnummers en met de ouders via eveneens twee verschillende telefoonnummers om te vragen of zij nog in aantocht waren. De rechtbank heeft niemand kunnen bereiken. Nadat de rechtbank voor de zekerheid een half uur had gewacht, is de zitting aangevangen.
Na de zitting heeft de gecertificeerde instelling de rechtbank desgevraagd op 23 juli 2020 (een leesbare versie van) het omgangsschema gestuurd zoals vastgesteld op
16 december 2019, met een toelichting. Deze stukken zijn doorgestuurd naar mr. Nakad en het schema is als bijlage gehecht aan deze beschikking.

Verzoek en verweer

De gecertificeerde instelling verzoekt op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vast te stellen. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling haar verzoek van 25 februari 2020 gewijzigd zoals hierna omschreven:
  • de ouders en de kinderen hebben onder begeleiding van twee personen, waaronder een vertrouwd persoon voor de ouders en een vertrouwd persoon voor de kinderen, een herstelgesprek waarna de kinderen het gesprek kunnen nabespreken met een neutraal persoon;
  • indien het herstelgesprek goed verloopt, vindt een dag onbegeleide omgang plaats;
  • indien de onbegeleide omgangsdagen goed verlopen, wordt de omgang zodanig opgebouwd dat het weer aansluit bij het omgangsschema zoals vastgesteld op 16 december 2019, waarbij de kinderen een keer per maand met zijn allen een weekend bij hun ouders verblijven en extra dagen rondom feestdagen, verjaardagen en vakanties;
  • voor alle betrokkenen geldt dat iedereen zich houdt aan de gemaakte afspraken. Van voornoemd schema wordt alleen afgeweken indien iedereen het daarover eens is.
Ter zitting is namens de gecertificeerde instelling voornoemd verzoek als volgt toegelicht. Het is belangrijk dat het contact tussen de ouders en de kinderen wordt hersteld. De ouders en de kinderen houden van elkaar en willen graag bij elkaar zijn. Het is echter de vraag hoe de kinderen kunnen worden beschermd in het contact met hun ouders indien de ouders weigeren om in gesprek met de gecertificeerde instelling te gaan. De mediation met de ouders is niet van de grond gekomen omdat de advocaat van de ouders voorwaarden hieraan heeft verbonden waar de gecertificeerde instelling niet aan kan voldoen omdat deze niet in het belang van de kinderen zijn. De gecertificeerde instelling zou het liefst willen dat het herstelgesprek tussen de ouders en kinderen onder begeleiding van professionals zal plaatsvinden, maar acht dat niet haalbaar. De ouders accepteren het niet om begeleide omgang met hun kinderen te hebben. Hierdoor vindt al sinds februari 2020 geen omgang meer plaats tussen de ouders en de kinderen. Er moet dus een afweging worden gemaakt tussen enerzijds het niet plaatsvinden van de omgang met de ouders en anderzijds het plaatsvinden van onbegeleide omgang, waarbij de kinderen het risico lopen om beschadigd te worden in hun ontwikkeling.
Na de ambtshalve benoeming van een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW, heeft de bijzondere curator [mevrouw A] onderzoek verricht naar de bij beschikking d.d.
9 juni 2020 gestelde vragen en haar bevindingen vastgelegd in een verslag. Dit verslag is verstuurd naar alle belanghebbenden en ter zitting van 22 juli 2020 besproken. Het is de bijzondere curator niet gelukt om met de ouders persoonlijk in contact te treden en te komen tot een uitwisseling. Hierdoor heeft de bijzondere curator geen antwoord kunnen geven op de door de rechtbank gestelde vragen ten aanzien van de ouders. Samengevat is in het verslag van de bijzondere curator het volgende neergelegd. Er zijn twee mogelijkheden om de kinderen in de huidige situatie te helpen. Ten eerste dienen de procedures te worden gestopt, althans de kinderen worden weggehouden van deze procedures. De wens van de kinderen om een gesprek met hun ouders te voeren om de spanning uit de lucht te krijgen, dient gevolgd te worden. De bijzondere curator is beschikbaar om de kinderen hierbij te ondersteunen. Aansluitend daarop zou in een zo kort mogelijke tijd toegewerkt moeten worden naar de omgang zoals die was. Begeleid contact lijkt in deze situatie nauwelijks nog een oplossing. Er moet worden gezocht naar een manier om de kinderen te
empowerenzodat zij in staat zijn om goed contact te hebben met hun ouders, ook als er nog wel een strijd is . Bij het doorlopen van de procedures, zullen de betrokken ‘grote mensen’ zich eraan moeten verbinden om de kinderen hier buiten te laten en contacten over procedures te laten lopen via de bijzondere curator, waarbij deze een ondersteuning door een bijzondere curator met een juridische achtergrond een waardevolle aanvulling zou vinden. Indien het de ouders niet lukt om hun kinderen te beschermen tegen het huidige juridische geweld, dan is de tweede optie dat de kinderen ertegen beschermd moeten worden door derden. Dit is de gecertificeerde instelling, maar er kan ook een rol weggelegd zijn voor de bijzondere curator, wellicht ondersteund door een bijzondere curator met een juridische achtergrond. De kinderen moeten zich kunnen concentreren op hun eigen ontwikkelingstaken en dat betekent dat mensen voor hen en namens hen moeten spreken. In beide situaties is het van belang dat de kinderen toegang hebben tot hulpverlening en vertrouwenspersonen bij wie zij onbelast loyaal mogen zijn aan hun pleegouders én aan hun ouders. Desgevraagd deelt de bijzondere curator tot slot mede dat zij het niet wenselijk vindt als er enkel een pastoraal medewerker uit het netwerk van de ouders aanwezig is tijdens het herstelgesprek tussen de ouders en de kinderen. De bijzondere curator geeft daarbij aan dat ze in dat geval liever heeft dat het gesprek enkel tussen de ouders en de kinderen plaatsvindt, zonder andere aanwezigen.
De ouders hebben tegen het oorspronkelijke verzoek verweer gevoerd en op grond van artikel 1:377a, tweede lid, BW zelfstandig verzocht een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vast te stellen. De rechtbank verwijst voor de inhoud en motivering hiervan naar de beschikking in deze zaak d.d. 9 juni 2020. Voorts hebben de ouders, via het verweerschrift van hun advocaat, verweer gevoerd tegen de rapportage van de bijzondere curator. In het verweerschrift is het volgende naar voren gebracht. De ouders houden heel erg veel van alle kinderen en willen heel graag weer contact met hen. De kinderen zijn altijd welkom thuis, maar de ouders willen geen begeleid en gecontroleerd contact met hun kinderen. Verder hebben de ouders geen vertrouwen in de bijzondere curator om de volgende redenen. De kinderen worden nog steeds gevoed met valse informatie en de bijzondere curator heeft niet in de gaten in hoeverre de kinderen worden gemanipuleerd. Verder zijn de wensen en behoeften van de ouders volledig genegeerd ten aanzien van het contact met hun kinderen, herstel van het vertrouwen in de gecertificeerde instelling en de toekomstige bezoekregeling. Tevens is de bijzondere curator vooringenomen doordat zij ervoor heeft gekozen om tijdens haar onderzoek geen informatie te delen met de ouders. Tot slot mist de bijzondere curator, op grond van het voorgaande, het vertrouwen van de ouders om nog verder een rol te kunnen spelen en de kinderen te begeleiden. Ten aanzien van de rapportage van de bijzondere curator, wordt het volgende opgemerkt. Tijdens een herstelgesprek met de kinderen is de jeugdbeschermer niet welkom, en ook niet een professional die op commerciële basis vanuit de jeugdzorg werkt, zoals de bijzondere curator. Verder ziet de bijzondere curator over het hoofd dat de ouders de kinderen niet kunnen beschermen tegen de juridische procedures van de gecertificeerde instelling en evenmin tegen het feit dat de kinderen door de pleegouders worden belast. Tot slot wordt een inbreuk gemaakt op de grondrechten van de ouders, meer specifiek artikel 7 en 17 van de Grondwet en artikel 8 EVRM. Het is namelijk onacceptabel dat de kinderen door de bijzondere curator als dwangmiddel worden gebruikt om de ouders te bewegen de voorlopige getuigenverhoren tegen de pleegouders in te trekken, of in elk geval de kinderen daar niet mee te belasten. De ouders hebben het recht om in vrijheid hun mening te uiten en in vrijheid te praten met hun kinderen.

Beoordeling

De rechtbank stelt dat het in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] noodzakelijk is dat een omgangsregeling wordt vastgesteld. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. De afgelopen periode heeft de bijzondere curator onderzoek gedaan naar de wensen en behoeften van de kinderen over de omgang, de mogelijkheden tot het herstel van de omgang tussen de ouders en de kinderen en de mogelijkheden tot het bevorderen van de samenwerking tussen de ouders, de gecertificeerde instelling en de pleegouders. De oudste dochter [jongmeerderjarige] , die onlangs meerderjarig is geworden, is op verzoek van de rechtbank ook bij dit onderzoek betrokken. De bijzondere curator heeft echter de ouders niet kunnen betrekken bij het onderzoek omdat zij niet met de ouders heeft kunnen spreken. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de noodzaak van het herstel van het contact tussen de ouders en de kinderen hoog is. De pleegouders hebben verklaard dat de kinderen hun ouders intens missen, hetgeen ook naar voren komt uit de gesprekken die de kinderen met de bijzondere curator hebben gevoerd. Ook de ouders missen hun kinderen ontzettend, zo blijkt uit de stukken. Dat de ouders en de kinderen elkaar graag willen zien, zegt veel over hun onderlinge liefdevolle band en hoe de omgang altijd is verlopen. Desondanks is het de afgelopen periode niet gelukt om het contact tussen de ouders en de kinderen te herstellen. Er is sprake van een strijd tussen de gecertificeerde instelling en de ouders, waar de kinderen niets aan kunnen doen en noodgedwongen onderdeel van zijn geworden. De kinderen moeten, zoals ook door de bijzondere curator aangegeven, buiten de strijd van ‘de grote mensen’ worden gehouden. Voordat de omgang kan worden hervat, is het belangrijk dat de ouders en de kinderen met elkaar een herstelgesprek voeren, of zoals de kinderen het noemen een ‘goedmaakgesprek’. Omdat de ouders en de gecertificeerde instelling het niet eens worden over wie bij dit gesprek aanwezig moeten zijn en dit gesprek om die reden gedurende lange tijd niet plaats heeft kunnen vinden, bepaalt de rechtbank dat dit gesprek enkel tussen de ouders en de kinderen plaats zal vinden bij de ouders thuis. Op die manier zal er al een eerste omgangsmoment zijn in de voor de kinderen vertrouwde omgeving van de ouderlijke woning. Na dit herstelgesprek acht de rechtbank het noodzakelijk dat de bijzondere curator met de kinderen een nagesprek voert, waarvan zij verslag doet en het verslag zal verstrekken aan de ouders, de pleegouders, de gecertificeerde instelling en de rechtbank. De start van de omgang zal, gelet op de spanningen van de afgelopen periode, spannend zijn voor zowel de ouders als de kinderen. Voor de kinderen is het belangrijk, zoals zij ook bij de bijzondere curator hebben aangegeven, dat de ouders en de pleegouders op een prettige wijze afspraken kunnen maken, hetgeen de spanningen zal verminderen. Het opstarten van de omgang dient zorgvuldig te gebeuren waarbij toezicht is op de emotionele veiligheid en ontwikkeling van de kinderen. Indien het herstelgesprek goed is verlopen en niet te belastend is geweest voor de kinderen, zal worden toegewerkt naar het hervatten van de omgangsregeling zoals deze tussen de ouders, pleegouders en gecertificeerde instelling is afgesproken en op 16 december 2019 aan hen is verstrekt. Hoewel de rechtbank niets meer over [jongmeerderjarige] kan bepalen omdat zij reeds meerderjarig is geworden, acht de rechtbank het wenselijk dat [jongmeerderjarige] zoveel mogelijk aansluit bij de omgangsmomenten. De ouders en de kinderen hebben namelijk aangegeven met zijn allen te willen zijn gedurende de omgangsmomenten en ook [jongmeerderjarige] en haar ouders missen elkaar. De rechtbank vindt het daarnaast voor de kinderen belangrijk dat de ouders en pleegouders hun onderlinge samenwerking weer oppakken met het oog op een voor de kinderen zo ontspannen mogelijke omgangsregeling. De eindregie over de omgang ligt in handen van de gecertificeerde instelling omdat zij in het kader van de ondertoezichtstelling de opdracht heeft gekregen toezicht te houden op de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen. Hoewel de ouders stellen dat de ondertoezichtstelling onuitvoerbaar is geworden, roept de rechtbank de ouders op om in het belang van hun kinderen en de uitvoerbaarheid van de omgangsregeling met de gecertificeerde instelling in contact te treden. Tot slot overweegt de rechtbank dat voor alle betrokkenen geldt dat iedereen zich houdt aan de gemaakte afspraken. Van het omgangsschema wordt alleen afgeweken indien iedereen het daarover eens is of is gebleken dat de naleving van de omgangsregeling voor een der personen feitelijk onmogelijk is.

Beslissing

De rechtbank:
stelt de volgende omgangsregeling op betreffende de volgende minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2007 te [geboorteplaats 1]
[minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2008 te [geboorteplaats 2]
  • op zondag 30 augustus 2020, of zoveel eerder als mogelijk, vindt van 13:00 tot 15:00 bij de ouders thuis een onbegeleid herstelgesprek plaats tussen de ouders en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en eventueel [jongmeerderjarige] indien zij wenst hierbij aanwezig te zijn;
  • indien de ouders in samenspraak met de pleegouders eerder dan 30 augustus 2020 in staat zijn om voorgaande te organiseren, dan dient dit te worden doorgegeven aan de betrokken jeugdbeschermer of diens vervanger;
  • de bijzondere curator voert met voornoemde kinderen na het herstelgesprek een nagesprek, waarvan zij verslag doet. Dit verslag zal zij verstrekken aan de ouders, de pleegouders, de gecertificeerde instelling en de rechtbank;
  • indien het herstelgesprek vóór 30 augustus 2020 zal plaatsvinden, hebben de ouders onbegeleide omgang met alle voornoemde kinderen op zondag 30 augustus 2020 van 13:00 uur tot 17:00 uur;
  • op zaterdag 12 september 2020 hebben de ouders omgang met alle voornoemde kinderen van 13:00 uur tot 21:00 uur;
  • op zaterdag 26 september 2020 10:00 uur tot zondag 27 september 17:00 uur hebben de ouders omgang met alle voornoemde kinderen;
  • na 27 september 2020 wordt het omgangsschema zoals dit reeds gold voor februari 2020 hervat (zie bijlage).
  • waarbij bij voorkeur de ouders in samenspraak met de pleegouders de omgang organiseren en de eindregie bij Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden ligt die in het kader van de ondertoezichtstelling toezicht houdt op de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen, waarbij zij de vrijheid heeft passende maatregelen te nemen indien de omgangsmomenten niet goed verlopen;
  • voor alle betrokkenen geldt dat iedereen zich houdt aan de gemaakte afspraken. Van voornoemd schema wordt alleen afgeweken indien iedereen het daarover eens is of is gebleken dat de naleving van de omgangsregeling voor een der personen feitelijk onmogelijk is;
en verklaart deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2020 door mr. J.E.M.G. van Wezel, mr. C.F. Mewe en mr. A.E.J. Satink, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Plette als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.