Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Na te hebben kennis genomen van de stukken, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:54 van de Awb uitspraak te doen.
2. Bij besluit van 26 november 2014 heeft verweerder aan eiseres met ingang van 1 december 2014 wegens zeer ernstig plichtsverzuim de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd.
Bij brief van 1 december 2014 heeft eiseres tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
Op 31 maart 2015 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juli 2015 heeft deze rechtbank het beroep daartegen ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van deze rechtbank van 29 juli 2015 bevestigd.
Op 1 juli 2020 heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld, gericht tegen het door verweerder niet tijdig beslissen op het door haar op 1 december 2014 ingediend bezwaarschrift.
Bij brief van 16 juli 2020 heeft directeur [directeur] namens verweerder medegedeeld dat verweerder op 31 maart 2015 heeft beslist op het bezwaar van eiseres.
3. Eiseres heeft de rechtbank verzocht de brief van 16 juli 2020 buiten beschouwing te laten. Die brief is volgens eiseres niet een van verweerder uitgaand stuk in de zin van de Gemeentewet. Uit de besluitenlijsten van verweerder blijkt niet dat verweerder zich per 16 juli 2020 had besloten te stellen. Niet gebleken is voorts dat de brief van 16 juli 2020 door de bevoegde ambtenaar is ingediend.
Eiseres heeft aangevoerd dat uit de administratie van de gemeente niet blijkt van besluitvorming van verweerder naar aanleiding van haar bezwaarschrift. Dit blijkt ook niet uit de besluitenlijst van verweerder van 31 maart 2015. Het stuk van 31 maart 2015 is niet van verweerder afkomstig en daarom niet ondertekend door de gemeentesecretaris en de burgemeester, aldus eiseres. Verweerder heeft ook geen ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift overgelegd.
4. Verweerder heeft aangevoerd dat sprake is van misbruik van recht. Volgens verweerder probeert eiseres door middel van een zeer gezochte en evident onjuiste redenering opnieuw een inhoudelijke discussie te openen over een rechtens onaantastbaar geworden besluit. Verweerder heeft verzocht eiseres te veroordelen in zijn proceskosten vanwege kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
5. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is geregeld dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijk wordt gesteld.
Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Op grond van artikel 6:12, vierde lid, van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
Op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb kan een natuurlijke persoon slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank ziet geen aanleiding om de brief van 16 juli 2020 buiten beschouwing te laten. Dit stuk is namens verweerder ondertekend. Ook als dit stuk onbevoegd is ondertekend, betekent dit niet dat dit stuk niet bij de beoordeling van het beroep kan worden betrokken. Eiseres heeft adequaat op dit stuk kunnen reageren.
7. Bij besluit van 31 maart 2015 is beslist op het bezwaarschrift van eiseres van 1 december 2014. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat eiseres geen belang heeft bij de beoordeling van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Voor zover eiseres vindt dat het besluit van 31 maart 2015 onbevoegd is genomen, had zij dat naar voren kunnen brengen in de procedure tegen dat besluit.
8. Verder is een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit in ieder geval onredelijk laat als het één jaar op zich heeft laten wachten. Het beroep van eiseres heeft ruim vijf jaar op zich laten wachten.
Onduidelijk is waarom eiseres niet eerder beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingesteld, als zij van mening was dat er op 31 maart 2015 geen besluit is genomen.
Eiseres heeft naar voren gebracht dat zij pas sinds 30 april 2020 weet dat niet verweerder op haar bezwaar heeft beslist. Haar ingebrekestelling dateert echter van 29 april 2020. De fax die eiseres heeft gestuurd waarop het zaaksregistratiesysteem te zien zou zijn, is moeilijk leesbaar en de rechtbank kan daaruit niet afleiden of verweerder al dan niet een besluit heeft genomen. Ook is niet gebleken dat eiseres niet eerder over de besluitenlijsten van de vergadering van 31 maart 2015 van verweerder kon beschikken. Voor zover eiseres uit de handtekening op het stuk van 31 maart 2015 afleidt dat dit stuk niet van verweerder afkomstig is, is onduidelijk waarom eiseres niet eerder tot die conclusie is gekomen.
Als eiseres geen ontvangstbevestiging van haar bezwaarschrift heeft ontvangen, wat daarvan ook de betekenis zou zijn in het kader van de vraag of verweerder tijdig heeft beslist, had zij eerder contact op kunnen nemen met verweerder.
9. Het beroep is, gelet op het onder 7 en 8 overwogene, kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet toe aan het betoog van verweerder dat het beroep wegens misbruik van recht niet-ontvankelijk is.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
11. Voor de door verweerder gevraagde veroordeling van eiseres in de kosten van de procedure ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding.