ECLI:NL:RBDHA:2020:7934
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaarde, beroep ingesteld. Tevens verzocht verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 30 juli 2020, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. K. van der Heijden, en een tolk, A. Dahmani. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. H.J. Janse.
De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag uitspraak was gedaan in de bodemzaak (zaaknummer NL20.11674), was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Het verzoek werd dan ook afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker, die op € 1.050,- werden vastgesteld. Dit bedrag was gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met een puntwaarde van € 525,- voor het indienen van het verzoekschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting.
De uitspraak werd gedaan door mr. S. Mac Donald, in aanwezigheid van griffier mr. C.H. Gall. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak nog niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.