ECLI:NL:RBDHA:2020:7932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.6838
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening

Op 7 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 7 juli 2020, waar de verzoeker niet aanwezig was, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er nog geen beslissing op het beroep is genomen. Aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL20.6837), was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak in het openbaar gedaan, waarbij de griffier aanwezig was. De uitspraak is op 9 juli 2020 bekendgemaakt.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.6838
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Zwiers), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.6837, plaatsgevonden op 7 juli 2020. Verzoeker is, met kennisgeving, niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Een voorlopige voorziening is alleen mogelijk als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL20.6837, heeft de rechtbank
uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2020 door mr. V.E. van der Does, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
09 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.