Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Servische eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen de weigering van toegang tot Nederland en de opgelegde vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld bij het aanvragen van een vlucht voor de eiser, die op 19 mei 2020 was aangevraagd. De eiser had op 25 mei 2020 aangegeven niet tot 11 juni 2020 te willen wachten op een vlucht en had zelf een eerdere vlucht geboekt met hulp van zijn familie en de diplomatieke vertegenwoordiging. De rechtbank oordeelde dat dit niet betekende dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend had gehandeld.
De rechtbank beperkte de beoordeling tot de vraag of de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was geweest. De eiser had eerder een inreisverbod van 10 jaar gekregen en was op 14 mei 2020 Nederland verlaten, maar was op 16 mei 2020 weer teruggestuurd naar Nederland vanuit Bulgarije, waar hem de toegang was geweigerd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was opgelegd en niet buitenproportioneel was, aangezien de eiser zich niet aan zijn vertrekplicht had gehouden. De rechtbank wees het beroep van de eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 19 augustus 2020.