ECLI:NL:RBDHA:2020:7897
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en visumaanvraagprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 juli 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser stelde dat hij voor het indienen van zijn visumaanvraag door de Nederlandse ambassade was doorverwezen naar een bedrijf, waar hij een Schengenvisum voor Nederland heeft aangevraagd. Echter, het bedrijf heeft kennelijk ook een visumaanvraag voor Duitsland ingediend, wat volgens eiser niet rechtvaardigt dat Duitsland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag.
De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening, Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser een visum heeft verkregen dat door Duitsland is afgegeven. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd en zorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser's beroepsgrond werd verworpen en het beroep werd ongegrond verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.