ECLI:NL:RBDHA:2020:7851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4168
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering wegens gebrek aan spoedeisend belang

Op 27 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T.Y. Tsang, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, die haar recht op bijstand per 28 januari 2020 beëindigden en eerder verstrekte bijstand terugvorderden. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij in acute financiële nood verkeerde. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekster niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter benadrukte dat bij financiële geschillen niet snel sprake is van spoedeisend belang, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt, zoals faillissement of acute financiële nood. Verzoekster had weliswaar betalingsachterstanden en schulden, maar had deze niet met objectieve gegevens onderbouwd. Ook de dreiging van huisuitzetting en afsluiting van gas, water en elektra waren niet aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier mr. D.W.A. van Weert, maar niet op een openbare zitting vanwege coronamaatregelen. De uitspraak is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4168

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster(gemachtigde: mr. T.Y. Tsang),

en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigde: P. Bos).

ProcesverloopBij besluit van 28 januari 2020 (het primaire besluit I) heeft verweerder het recht op bijstand van verzoekster vanaf 28 januari 2020 beëindigd en over de periode van 1 juli 2019 tot en met 28 januari 2020 ingetrokken.

Bij besluit van 5 februari 2020 (het primaire besluit II) heeft verweerder de over de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 januari 2020 verstrekte bijstand, na verrekening met het vakantiegeld, gebruteerd teruggevorderd tot een bedrag van € 8264,25.
Verzoekster heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak – in dit geval het bezwaar – het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
3. Bij brief van 9 juli 2020 is verzoekster gevraagd aan te geven en te onderbouwen waarin het spoedeisend belang gelegen is. Verzoekster heeft vervolgens aangevoerd dat zij niet langer zonder uitkering kan leven. Zij heeft meerdere malen, zonder succes, een nieuwe bijstandsuitkering aangevraagd. Inmiddels heeft zij betalingsachterstanden en schulden. Om deze te betalen heeft verzoekster geld geleend. Verder heeft ze vernomen dat haar water, gas en elektra zullen worden afgesloten en is zij niet langer verzekerd voor de zorgverzekering. Ook dreigt huisuitzetting en heeft zij van verweerder een dwangbevel tot betaling van de terugvordering ontvangen.
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat op dit moment sprake is van een acute financiële noodsituatie die meebrengt dat de beslissing op bezwaar in de onderhavige zaak redelijkerwijs niet kan worden afgewacht. Dat verzoekster geen inkomen heeft en nieuwe aanvragen om een bijstandsuitkering zijn afgewezen, is daarvoor onvoldoende. Daarbij komt dat verzoekster de betalingsachterstanden en schulden niet met stukken heeft onderbouwd. Evenmin heeft verzoekster met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat sprake is van een dreigende huisuitzetting, dat afsluiting van gas, water of elektra aanstaande is of dat zij niet langer is verzekerd voor de zorgverzekering. Dat zij van verweerder een dwangbevel tot betaling van de terugvordering heeft ontvangen, levert evenmin een spoedeisend belang op. Niet is gebleken dat verweerder daadwerkelijk beslag heeft gelegd op de bezittingen van verzoekster en zij geniet als schuldenaar bescherming, of zij kan deze zo nodig inroepen, van de regels over de beslagvrije voet zoals neergelegd in de artikelen 475b tot en met 475e van het Rv. Van andere redenen om een spoedeisend belang aan te nemen, is de voorzieningenrechter niet gebleken.
5. De conclusie is dat er geen enkel spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 27 juli juli 2020 door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd
de uitspraak mede te
ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel