Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juli 2020 in de zaak tussen
[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster(gemachtigde: mr. T.Y. Tsang),
(gemachtigde: P. Bos).
Rechtbank Den Haag
Op 27 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T.Y. Tsang, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, die haar recht op bijstand per 28 januari 2020 beëindigden en eerder verstrekte bijstand terugvorderden. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij in acute financiële nood verkeerde. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekster niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter benadrukte dat bij financiële geschillen niet snel sprake is van spoedeisend belang, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt, zoals faillissement of acute financiële nood. Verzoekster had weliswaar betalingsachterstanden en schulden, maar had deze niet met objectieve gegevens onderbouwd. Ook de dreiging van huisuitzetting en afsluiting van gas, water en elektra waren niet aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier mr. D.W.A. van Weert, maar niet op een openbare zitting vanwege coronamaatregelen. De uitspraak is gepubliceerd op rechtspraak.nl.