ECLI:NL:RBDHA:2020:7808
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf op basis van familie- of gezinsleven
In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De aanvraag was gedaan door haar zoon, referent, die op 15 oktober 2015 een verblijfsvergunning asiel had verkregen. Eiseres had eerder een beroep ingesteld dat door de rechtbank gegrond werd verklaard, maar het bestreden besluit van 10 maart 2020 verklaarde het bezwaar opnieuw ongegrond. De rechtbank heeft op 1 juli 2020 de zaak behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft overwogen dat er tussen eiseres en referent geen sprake is van 'more than the normal emotional ties' zoals vereist onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen beschermenswaardig gezinsleven zou zijn. Eiseres is weduwe en woont in moeilijke omstandigheden in Syrië, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om aan te tonen dat zij afhankelijk was van referent. De rechtbank heeft de elementen van afhankelijkheid, emotionele banden en de rol van referent in het huishouden in overweging genomen, maar concludeerde dat eiseres zich zonder referent had weten te handhaven.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en referent niet gevolgd en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt dat de beoordeling van familie- of gezinsleven een feitelijke kwestie is, waarbij de daadwerkelijke persoonlijke banden en afhankelijkheid van belang zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de situatie van eiseres moeilijk is, maar dat dit niet automatisch leidt tot de conclusie dat er sprake is van beschermenswaardig gezinsleven. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2020.