Overwegingen
1. Eiser heeft eerder op 23 september 2015 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis (mvv nareis) voor verblijf bij zijn gestelde partner, de heer [A] ( [A] ). Aan [A] heeft verweerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, geldig van 12 augustus 2015 tot en met 12 augustus 2020.
Bij besluit van 1 mei 2017 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 20 maart 2018 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 5 december 2018 (Awb 18/2685) heeft deze rechtbank en deze zittingsplaats het door eiser ingestelde beroep tegen het besluit van 20 maart 2018 ongegrond verklaard.
2. Op 25 november 2018 heeft eiser de nu voorliggende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en in Uganda vanwege zijn homoseksuele geaardheid problemen heeft gehad. Eiser is bang dat hij bij terugkeer naar Uganda opnieuw vanwege zijn homoseksuele geaardheid problemen zal ondervinden.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser;
- de homoseksuele geaardheid van eiser;
- de problemen als gevolg van de homoseksuele geaardheid.
5. Verweerder heeft de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De overige elementen heeft verweerder ongeloofwaardig geacht.
6. Eiser heeft in beroep allereerst aangevoerd dat verweerder misbruik van recht maakt door zijn aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond terwijl verweerder zijn aanvraag niet versneld heeft afgedaan.
7. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Hetgeen eiser betoogt volgt niet uit de systematiek van Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn). Uit artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn volgt dat verweerder bevoegd is om een ongegrond verzoek als kennelijk ongegrond te beschouwen in die gevallen waarop een van de in artikel 31, achtste lid, van de Procedurerichtlijn vermelde omstandigheden van toepassing is. Dat het gevolg van het aanmerken van een verzoek als kennelijk ongegrond is dat de procedure bij de rechtbank korter is, maakt niet dat verweerder misbruik van recht maakt indien de aanvraag in de bestuurlijke fase niet versneld wordt afgedaan. De rechtbank onderschrijft niet eisers stelling dat de bedoeling van de bevoegdheid om een verzoek als kennelijk ongegrond te beschouwen is om verweerder in staat te stellen in een aantal gevallen een versnelde behandelingsprocedure te volgen. Deze bedoeling blijkt niet uit de Procedurerichtlijn, ook niet in het bijzonder uit overweging 20 van die richtlijn, waarnaar eiser ter zitting heeft verwezen.
8. Eiser heeft in beroep verwezen naar hetgeen hij heeft aangevoerd in zijn zienswijze. Hij heeft de rechtbank verzocht om de inhoud daarvan als herhaald en ingelast te beschouwen, met name op de punten waarvoor verweerder in het bestreden besluit heeft verwezen naar het voornemen.
9. De rechtbank is van oordeel dat eiser met de enkele verwijzing naar vorenbedoelde punten in de zienswijze niet duidelijk heeft gemaakt op welke punten het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen onjuist of onvolledig is en waarom. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan daarom niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
10. Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn relatie met [A] in Nederland heeft voortgezet en dat verweerder de voortzetting van deze relatie in Nederland ten onrechte niet heeft beoordeeld. Dit is in strijd met werkinstructie (WI) 2019/17. Daaruit volgt dat verweerder bij de beoordeling moet betrekken of eiser contacten heeft met lhbti’s in Nederland, onder wie in het geval van eiser dus ook [A] .
11. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Blijkens het in het bestreden besluit ingelaste voornemen, in het bijzonder op pagina 7, 8 en 10 van het voornemen, heeft verweerder de gestelde voortzetting van de gestelde relatie met [A] in Nederland wel beoordeeld.
12. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid omdat verweerder tijdens de gehoren onvoldoende heeft doorgevraagd. Voor zover verweerder meent dat de verklaringen van eiser over zijn gevoelens voor zijn partner [A] en over hoe het contact met [A] is uitgegroeid naar een liefdesrelatie summier zijn, had verweerder hierover moeten doorvragen.
13. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt omdat deze berust op een onjuiste lezing van het rapport nader gehoor van de op 25 juni 2019 en 19 augustus 2019 plaatsgevonden gehoren. Uit dit rapport blijkt dat verweerder heeft gevraagd en doorgevraagd naar beide aspecten. De rechtbank verwijst naar pagina 17 en 18 van het rapport van het nader gehoor.
14. Eiser heeft aangevoerd dat zijn verklaringen binnen het thema ‘kennis omtrent lhbti’ voldoende zijn en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dit aspect niet in positieve zin wordt meegenomen bij de beoordeling van zijn asielaanvraag.
15. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt omdat het tegenovergestelde blijkt uit het besluit. De rechtbank verwijst naar pagina 11 van het in het bestreden besluit ingelaste voornemen.
16. Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn geaardheid met name heeft ontdekt op grond van fysieke ervaringen. Daarom is het logisch dat hij vooral over die ervaringen heeft verklaard. Gesteld noch gebleken is dat dit niet past bij zijn authentieke verhaal en/of dat dit in strijd is met zijn andere verklaringen.
17. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Eiser gaat er hiermee aan voorbij dat van hem, gelet op zijn overige verklaringen, namelijk zijn verklaring dat het verrichten van fysieke handelingen tussen jongens in Uganda bij een internaatschool normaal is en zijn verklaring dat niet iedere jongen die dergelijke handelingen verricht homoseksueel is, mag worden verwacht dat hij duidelijk kan maken waarom juist die handelingen hem hebben doen beseffen dat hij homoseksueel is. Daarin is eiser, zoals verweerder in het bestreden besluit niet ten onrechte heeft gesteld, in gebreke gebleven.
18. Eiser heeft aangevoerd dat hij voldoende geloofwaardig heeft omschreven op welke wijze hij rekening hield met de risico’s die homoseksuelen lopen in Uganda en waarom er naar zijn mening en inschatting op dat moment voldoende was ingespeeld op die risico’s om ontdekking te voorkomen.
19. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt omdat uit de verklaringen van eiser zoals blijkt uit de gedingstukken, in het bijzonder het rapport nader
gehoor, geen blijk geven van hetgeen eiser aanvoert. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij in een land als Uganda, waarvan bekend is hoe er daar tegen homoseksuelen wordt aangekeken, het risico neemt om seksuele handelingen te verrichten onder de douche en in de slaapzaal, nu eiser zelf heeft aangegeven dat er veel werd gecontroleerd.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het nemen van de risico’s in het licht van zijn verklaringen dat hij altijd heel voorzichtig was en bang was voor ontdekking.
20. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij de correcties en aanvullingen behorende bij het rapport nader gehoor een nadere duiding van zijn verklaringen heeft gegeven en vindt dat verweerder deze nadere duiding ten onrechte niet in de beoordeling heeft betrokken.
21. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen verklaring heeft gegeven voor de omstandigheid dat hij in de correcties en aanvullingen wel zijn verklaringen over zijn gedachtegang, worsteling of beleving van zijn geaardheid heeft kunnen toelichten, terwijl hij dit tijdens het nader gehoor, ook nadat hij daarnaar is gevraagd, niet heeft gedaan. Gezien het ontbreken van deze verklaring heeft verweerder eiser niet hoeven volgen in deze in de correcties en aanvullingen neergelegde nadere verklaringen van eiser.
22. Eiser heeft aangevoerd dat de tolken een fout hebben gemaakt bij de vertaling van de namen van de functionarissen die betrokken waren en daardoor bij de vertaling van eisers verklaringen over wie door wie werd geroepen en geïnformeerd.
23. De rechtbank overweegt dat eiser hiermee in feite aanvoert dat de tolken en eiser elkaar niet goed hebben begrepen en dat daarom verkeerd is vertaald en dat die verkeerde vertaling zijn weerslag heeft gekregen in het rapport nader gehoor. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt omdat uit het rapport nader gehoor niet is gebleken dat eiser en de tolken elkaar niet goed heeft begrepen. Daarnaast heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt mogen stellen dat een naam een naam is, in welke taal of welk dialect dan ook, en dat niet valt in te zien waarom de naam bij de ene tolk anders zou zijn dan bij de andere. De rechtbank voegt hieraan toe dat een functie een functie is en dat zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet valt in te zien dat de tolken hierin vertaalfouten zouden hebben gemaakt.
24. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij geen plausibele verklaring heeft gegeven voor het gedrag van anderen, in het bijzonder voor de gestelde omstandigheid dat eiser en [A] op 31 december 2014 zijn betrapt toen de vader van [A] plotseling de deur van de slaapkamer van [A] open deed, terwijl eiser heeft gesteld dat de vader van zijn partner nooit zomaar deze kamer binnen kwam. Verweerder miskent dat voor een hoge mate van toevalligheid geen plausibele verklaring kan worden gegeven.
25. De rechtbank is van oordeel dat, voor zover deze stelling van eiser zou moeten worden onderschreven, dit niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Immers, verweerder heeft het incident van 31 december 2014 niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht gelet op de verklaringen van eiser dat hij altijd heel voorzichtig was en bang was om betrapt te worden.
26. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij na zijn vertrek uit Uganda niet op de hoogte was over de ontwikkelingen omtrent [B] .
27. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden. Dat eiser na zijn vertrek uit Uganda niet op de hoogte was van de ontwikkelingen omtrent [B] , laat immers onverlet dat eiser onjuist heeft verklaard over feiten en omstandigheden betreffende deze persoon. Verweerder heeft zich in het in het bestreden besluit ingelaste voornemen terecht op het standpunt gesteld dat eiser strijdig heeft verklaard met informatie over [B] van openbare bronnen. Uit de informatie van openbare bronnen blijkt immers dat [B] in eerste instantie is veroordeeld tot 10 jaar cel, terwijl eiser heeft verklaard dat [B] 20 jaar gevangenisstraf heeft gekregen. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij [B] kent en, in het verlengde daarvan, dat hij drie maanden bij [B] heeft verbleven.
28. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat hij in zijn verklaringen tijdens het nader gehoor opvallend vaak het woordje ‘maar’ heeft gebruikt en dat hieruit blijkt dat hij ambivalente gevoelens heeft over het accepteren van zijn homoseksuele geaardheid enerzijds en de hem geleerde strekking van zijn religie anderzijds.
29. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit omdat eiser ook hiermee niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij als homoseksueel zijn religie belijdt en hoe hij omgaat met de negatieve standpunten ten aanzien van homoseksualiteit binnen zijn religie.
30. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is.
31. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.