ECLI:NL:RBDHA:2020:7783

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.12868
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Marokkaanse eiser. De eiser, geboren in 1992 en vertegenwoordigd door mr. J.Th.A. Bos, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar, was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 juli 2020, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met de stelling dat hij is gevlucht uit Marokko vanwege onderdrukking door zijn familie en de maatschappij, en dat hij bedreigd wordt door de broers van zijn vriendin, met wie hij een relatie had.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.12868
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], geboren op [1992] , met de Marokkaanse nationaliteit, eiser V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.Th.A. Bos), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.12869, plaatsgevonden op 8 juli 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Bassit. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser heeft, samengevat weergegeven, het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser had een relatie met een meisje, [A] , dat hij kende via Facebook. Ze onderhielden in eerste instantie contact via internet, maar ze hebben elkaar uiteindelijk zo’n vier keer ontmoet. Na een reis naar Turkije is eiser bekeerd tot het Sjiisme. Eiser is uit Marokko gevlucht vanwege onderdrukking van zijn familie en van de maatschappij. Eiser werd verder achterna gezeten door de broers van [A] , omdat zij ontdekt hadden dat eiser een relatie met hun zus had en Sjiiet is.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. De identiteit en nationaliteit van eiser;
2. De bekering tot het Sjiisme;
3. De problemen naar aanleiding van de relatie met [A] .
3. Verweerder heeft de drie relevante elementen geloofwaardig geacht. Dit leidt echter niet tot verlening van de gevraagde asielvergunning, omdat Marokko kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst, behalve voor LHBT’s. Verweerder heeft in het voornemen uiteengezet bij welke verdragen Marokko partij is, welke wetten en grondrechten er gelden in Marokko en de algemene mensenrechtensituatie daar. Verweerder concludeert dat in Marokko in zijn algemeenheid geen sprake is van vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM1. Alhoewel de wet- en regelgeving in voorkomende gevallen in de praktijk niet altijd effectief wordt gehandhaafd, bestaan voor burgers in Marokko doorgaans de nodige mogelijkheden om tegen schendingen in rechte op te komen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem persoonlijk haar verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat, indien zich problemen voordoen in Marokko, er geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de bescherming van de autoriteiten van Marokko in te roepen.

Een nieuw voornemen

4. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen nieuw voornemen heeft opgesteld nadat eiser opnieuw is gehoord. Eiser heeft transcripties van audio-opnames van concrete bedreigingen overgelegd waarover verweerder niet heeft geoordeeld.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat de informatie die tijdens het aanvullend gehoor door eiser is verstrekt niet leidt tot een ander oordeel. Hieruit blijkt dat de overgelegde transcripties zijn meegenomen in de besluitvorming. In artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) staat wanneer een nieuw voornemen wordt uitgebracht en de mogelijkheid tot het geven van een zienswijze wordt gegeven. Dit is het geval als na het voornemen nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden of die reeds bekend waren, maar die naar aanleiding van de zienswijze van de vreemdeling anders worden beoordeeld of gewogen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van nieuwe feiten of bekende feiten die door verweerder anders worden gewogen. Verweerder handhaaft immers het standpunt in het voornemen. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Marokko als veilig land van herkomst

6. Eiser heeft verder aangevoerd dat Marokko in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Hij verwijst naar zijn asielrelaas waarin hij uiteengezet heeft dat hij Sjiiet is en dat hij wordt bedreigd door de familie van [A] . Eiser doet een beroep op artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest2. Er is nader onderzoek nodig voordat aangenomen kan worden dat in het algemeen voor Sjiitische bekeerlingen geen uitzondering nodig is op het veilige landenbeleid van verweerder. Er is weinig informatie bekend over Sjiitische moslims in Marokko, omdat 99% van de bevolking Soennitisch is. Verweerder heeft verder ten onrechte het vluchtelingschap niet beoordeeld los van het beleid over veilige landen. Het volgt uit het arrest Y en Z3 dat godsdienstvrijheid letterlijk genomen moet worden. Voor vluchtelingschap is niet vereist dat iemand al daadwerkelijk is vervolgd of dat al bij de overheid bekend is dat hij is bekeerd. Eiser wijst in
1. Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden
2 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
3 Arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 september 2012 (ECLI:EU:C:2012:518)
dit kader op het arrest F.G. v. Sweden4. Gelet op artikel 220 van het Marokkaanse wetboek van Strafrecht is het uitdragen van een andere religie strafbaar.
7. Op de zitting heeft eiser verklaard dat niet in geschil is dat Marokko in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. De rechtbank zal daarvan ook uitgaan. Dat betekent voor de beoordeling van deze zaak dat de rechtbank er vanuit gaat dat Marokko ook voor Sjiitische bekeerlingen in het algemeen als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
8. Over de vraag of Marokko in het specifieke geval van eiser kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst overweegt de rechtbank als volgt. Omdat Marokko als veilig land van herkomst moet worden aangemerkt, zal eiser aannemelijk moeten maken dat dat land in zijn specifieke omstandigheden toch niet veilig is.5 Hij zal daartoe, gezien artikel 3.106b, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb, moeten onderbouwen - dat wil zeggen aannemelijk maken - waarom hij in zijn geval niet naar dat land kan terugkeren. Door het rechtsvermoeden dat hij uit een veilig land van herkomst afkomstig is, zal daarbij een hoge drempel gelden. Dit laat echter onverlet dat verweerder, ook gelet op de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb, hetgeen eiser aanvoert over zijn specifieke individuele omstandigheden zal moeten onderzoeken en zal moeten motiveren of dit er al dan niet toe leidt dat het betreffende land voor hem niet veilig is.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder tot de conclusie heeft kunnen komen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Marokko te vrezen heeft voor vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest.
10. Eiser heeft geen concrete voorbeelden gegeven van problemen die hij met de Marokkaanse autoriteiten heeft gehad als gevolg van zijn bekering tot het Sjiisme. De informatie die eiser heeft overgelegd en die betrekking heeft op de positie van Sjiiten in Marokko is algemeen van aard en kan niet aannemelijk maken dat Marokko voor hem, als bekeerde Sjiiet, niet als veilig land kan worden beschouwd. Hij heeft immers op zitting expliciet gesteld dat niet in geschil is of Marokko als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Het bewijsrechtelijke gevolg daarvan is hij aannemelijk moet maken dat er individuele feiten en omstandigheden zijn, tegen de achtergrond van de positie van Sjiiten in Marokko, op grond waarvan dat land voor hem geen veilig land van herkomst is. Eisers stelling op de zitting, dat hij verdacht wordt van banden met Iran en dat hij vreest opgepakt te worden op het vliegveld zodra hij terugkeert, is niet geobjectiveerd. Het is niet gebleken dat eiser door de Marokkaanse autoriteiten verdacht wordt van banden met Iran. Eisers vrees dat hij strafrechtelijk vervolgd kan worden op grond van artikel 220 van het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht, heeft hij niet nader onderbouwd. Dat wetsartikel stelt overigens het zijn van (een bekeerde) Sjiiet niet strafbaar. De overgelegde verklaringen van de heer [B] , werkzaam bij Human Rights Watch, maken het voorgaande niet anders. Deze informatie is immers algemeen en ziet niet op eiser als persoon.
11. Verweerder heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de Marokkaanse autoriteiten niet beschermd kan worden tegen de broers van [A] . Eiser heeft verklaard dat het vragen van bescherming geen zin zou hebben omdat één van de broers goede contacten heeft met politie. Verweerder
4 Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 16 januari 2014 (43611/11)
5 Uitspraak van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474
heeft deze verklaring onvoldoende kunnen vinden omdat eiser deze niet heeft onderbouwd, wat nodig is tegen de achtergrond van de informatie die aan de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst ten grondslag ligt.
12. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet is gebleken dat eiser geen bescherming kan inroepen van de Marokkaanse autoriteiten als hij problemen ondervindt als bekeerde Sjiiet of voor zijn problemen met de broers van [A] . Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat Marokko voor hem geen veilig land van herkomst is. De beroepsgronden slagen niet.
13. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
14. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.