ECLI:NL:RBDHA:2020:7782
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 juni 2020 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 8 juli 2020, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.Th.A. Bos, en een tolk, H. Bassit. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar.
De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL20.12868), was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. van Gestel. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.