ECLI:NL:RBDHA:2020:7779
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf en veroordeling in proceskosten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Afghaanse eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid, welke aanvraag op 27 juni 2018 door de staatssecretaris was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht op 10 oktober 2019, waarin het bestreden besluit werd vernietigd, heeft de staatssecretaris op 18 mei 2020 alsnog op het bezwaar beslist. De eiseres trok haar beroep in op 9 juni 2020, maar verzocht tegelijkertijd om een veroordeling van de staatssecretaris in de kosten van de procedure.
De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien de staatssecretaris met zijn besluit van 18 mei 2020 tegemoet is gekomen aan de eiseres, heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van proceskosten toegewezen. De kosten, die betrekking hebben op beroepsmatige rechtsbijstand, zijn vastgesteld op € 262,50. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 178,-. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier N. Joacim. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra mogelijk.