ECLI:NL:RBDHA:2020:7772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
Awb 20/1169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op basis van onvoldoende bewijs van relatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij een gezinslid. Eiseres, een Ghanese vrouw, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar partner te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de overgelegde documenten volgens verweerder onvoldoende bewijs boden voor de duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en haar partner.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres verschillende documenten had overgelegd ter onderbouwing van haar relatie, waaronder een ingevulde vragenlijst, een ongehuwdverklaring, geldoverboekingen en whatsapp-berichten. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze stukken niet voldoende waren om de relatie aan te tonen. De ongehuwdverklaring was niet door een van de biologische ouders van eiseres ondertekend, en de vragenlijst was niet gedetailleerd genoeg ingevuld. Ook de foto’s en getuigenverklaringen werden als onvoldoende bewijs beschouwd.

Eiseres voerde aan dat verweerder ten onrechte de relatie in twijfel trok en dat zij in bewijsnood verkeerde, omdat zij en haar partner gescheiden van elkaar woonden. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder op goede gronden had geoordeeld dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat er geen sprake was van schending van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1169
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 12 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres] ,

V-nummer: [#] ,
geboren op [geboortedatum] , van Ghanese nationaliteit,
eiseres,
(gemachtigde: mr. F. Kilic-Arslan, advocaat te Amsterdam)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Boercie, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “verblijf als familie of gezinslid bij [naam referent] (hierna: referent)” afgewezen.
Bij besluit van 27 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 22 juni 2020 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is referent verschenen, bijgestaan door een tolk, de heer Hannah.

Overwegingen

Eiseres heeft de onderhavige aanvraag ingediend omdat zij wil verblijven bij referent, haar gestelde partner. Zij hebben elkaar in 2017 ontmoet en zijn toen een relatie begonnen. Referent is in 2018 en 2019 naar Ghana gereisd en stelt haar toen te hebben bezocht. Eiseres heeft ter onderbouwing van hun gestelde relatie de volgende documenten bij de aanvraag overgelegd:
- een ingevulde vragenlijst ‘verblijf bij partner’;
- een kopie van het paspoort van referent met inreisstempels voor Ghana en kopie van de vliegtickets;
- een ongehuwdverklaring van 22 februari 2019, ondertekend door de broer van eiseres, [naam broer van eiseres] ;
- de geboorteakte van eiseres;
- verschillende geldoverboekingen van referent aan eiseres in 2018 en 2019;
- een uitdraai van whatsapp gesprekken tussen referent en eiseres;
- een verklaring van een vriend van referent, [naam vriend referent] van 20 maart 2019;
- een verklaring van een nicht van referent, [naam nicht referent] , van 21 maart 2019;
- verschillende foto’s van eiseres en referent samen.
In bezwaar heeft eiseres nog het volgende overgelegd:
- een wettelijke verklaring van 21 augustus 2019 dat de overlijdensakte van de vader van eiseres niet verkrijgbaar is;
- een aankondiging van de begrafenis van de vader van eiseres op 9 november 1996;
- een aanvraag voor een afgifte van een overlijdensakte van 5 september 2019 en een reactie daarop van diezelfde datum van de Births and Deaths Registry in Ghana;
- een wettelijke verklaring van 5 september 2019 dat de broer, [naam broer van eiseres] , eiseres mag vertegenwoordigen;
- een wettelijke verklaring van de zus van eiseres, [naam zus eiseres] van 9 september 2019.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat niet is aangetoond dat tussen eiseres en referent sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De overgelegde ongehuwdverklaring is onvoldoende omdat deze door de broer van eiseres is opgesteld en niet door een van haar biologische ouders. Niet is aangetoond dat de broer daartoe bevoegd is en de biologische ouders, in ieder geval de moeder, niet in staat zijn om die te ondertekenen. Ook is de vragenlijst ‘verblijf bij partner’ niet uitgebreid en gedetailleerd beantwoord. Ten slotte zijn de overgelegde stukken, te weten foto’s, getuigenverklaringen, reisbescheiden, geldoverboekingen en whatsapp gesprekken ook onvoldoende om de relatie aan te tonen.
Eiseres voert (samengevat) aan dat verweerder ten onrechte de relatie tussen eiseres en referent in twijfel trekt. Eiseres heeft een groot aantal stukken overgelegd ter onderbouwing van de relatie en uitdrukkelijk verzocht om een hoorzitting. Eiseres en referent wonen noodgedwongen gescheiden van elkaar. Hierdoor zijn zij beperkt in hun bewijsvoering. Subjectieve bewijsstukken zijn het enige wat eiseres kan overleggen. Ten onrechte heeft verweerder deze stukken niet op hun eigen merites beoordeeld, hetgeen in strijd is met de goede procesvoering. Eiseres verkeert in bewijsnood. Het besluit is in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de Gezinsherenigingsrichtlijn. Ten slotte heeft verweerder ten onrechte eiseres en referent niet gehoord.
4. De rechtbank heeft op 3 augustus 2020 aanvullende gronden van eiseres ontvangen (in totaal 42 pagina’s) met de volgende bijlagen:
- foto’s van eiseres en referent;
- een overlijdensakte van de moeder van eiseres van 27 februari 2019;
- een schriftelijke verklaring van eiseres over hun relatie van 29 juli 2020;
- geldoverboekingen van referent aan eiseres uit 2019.
4.1
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat deze aanvullende gronden met bijlagen niet door verweerder zijn ontvangen en zich voorts verzet tegen het betrekken van deze gronden en bijlagen bij de beoordeling door de rechtbank van het bestreden besluit vanwege strijd met de goede procesorde. De rechtbank volgt verweerder hierin. Zoals verweerder heeft aangegeven was het voor eiseres en referent vanaf de aanvraag en in ieder geval vanaf het primaire besluit al duidelijk welke documenten ter onderbouwing van de relatie nodig waren dan wel nog ontbraken. Eiseres heeft daarom ruim voldoende tijd gehad om in de bestuurlijke fase alsnog deze documenten over te leggen. Deze documenten die een dag voor de behandeling van het beroep ter zitting alsnog zijn overgelegd, zijn daarom te laat ingediend. Verweerder kan daar bovendien niet adequaat op reageren. Daarbij komt dat de overlijdensakte van de moeder van eiseres dateert van februari 2019 en niet is toegelicht dat, dan wel waarom, eiseres dit document niet eerder over had kunnen leggen. De rechtbank zal de aanvullende gronden en de bijbehorende bijlagen niet bij de beoordeling betrekken.
5. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de overgelegde documenten de relatie tussen eiseres en referent onvoldoende onderbouwen. Allereerst heeft verweerder tegen kunnen werpen dat de in de bestuurlijke fase overgelegde vragenlijst niet uitgebreid is beantwoord. Verder vormende overgelegde foto’s niet zonder meer bewijs van het bestaan van een duurzame en exclusieve relatie omdat het enkel momentopnamen betreft. Daarnaast blijkt uit de in bezwaar overgelegde verklaring van de zus van eiseres onvoldoende op welke wijze eiseres en referent invulling hebben gegeven aan de door hen gestelde relatie. Nog daargelaten dat deze verklaring, evenals de eerder overgelegde verklaringen van een nicht en een vriend van referent, niet afkomstig is van een objectief verifieerbare bron zodat ook daarom hieraan niet de waarde kan worden gehecht die eiseres wenst. De in- en uitreisstempels op het paspoort van referent van zijn reis naar Ghana tonen enkel aan dat referent in Ghana is geweest en niet dat die bezoeken ook daadwerkelijk zijn gebruikt om hun gestelde relatie te verdiepen. Ook de whatsapp-berichten zijn daartoe onvoldoende omdat eiseres en referent elkaar in maart 2017 hebben ontmoet en de gesprekken pas dateren van na 29 april 2018. Ook heeft verweerder terecht betrokken dat whatsapp-berichten gedurende de periode dat referent in 2019 in Ghana verbleef, ontbreken. Ook kunnen de geldoverboekingen weliswaar een indicatie zijn van het bestaan van een relatie, maar zijn die op zichzelf daartoe onvoldoende. De stelling dat eiseres en referent slechts subjectief bewijs kunnen overleggen omdat zij gescheiden van elkaar wonen waardoor zij beperkt zijn in hun bewijsvoering, wordt niet gevolgd en doet aan het bovenstaande ook niet af. Evenmin wordt gevolgd dat sprake is van strijdigheid met een eerlijke procesvoering. Aangezien niet is onderbouwd dat sprake is van een liefdes relatie tussen eiseres en referent, is evenmin sprake van schending van artikel 8 EVRM.
6. De rechtbank verwerpt ten slotte de beroepsgrond dat verweerder eiseres in bezwaar ten onrechte niet heeft gehoord. Uit het bezwaarschrift, bezien in het licht van het primaire besluit en de wettelijke voorschriften die daarop van toepassing zijn, was gelet op hetgeen hiervoor is overwogen op voorhand in redelijkheid geen twijfel mogelijk dat het bezwaar niet tot een ander besluit had kunnen leiden. Verweerder heeft daarom op goede gronden geoordeeld dat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond was als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder b, Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier. De beslissing is gedaan op 12 augustus 2020.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

Rechtsmiddel