ECLI:NL:RBDHA:2020:7743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
14 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.10304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aanvroeg. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Het AIDA-rapport, waar de eiser naar verwees, gaf geen aanleiding om aan te nemen dat er structurele tekortkomingen waren in de opvang van Dublinterugkeerders in Spanje. De rechtbank benadrukte dat het op de weg van de eiser lag om aannemelijk te maken dat Spanje niet aan zijn verplichtingen voldoet, wat hij niet heeft gedaan.

De rechtbank behandelde ook de argumenten van de eiser over zijn persoonlijke omstandigheden en de impact van de coronamaatregelen op zijn asielprocedure. De eiser stelde dat hij in Spanje niet in de gelegenheid was gesteld om asiel aan te vragen en dat hij te maken had met discriminatie. De rechtbank oordeelde echter dat de verweerder voldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eiser en dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de Spaanse autoriteiten in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Dublinverordening rechtvaardigden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, maar niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.10304

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K van der Heijden).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.10305, plaatsgevonden op 5 augustus 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Bij aankomst in Spanje werd eiser niet in de gelegenheid gesteld om asiel aan te vragen en kreeg hij van de Spaanse autoriteiten te horen dat hij het land binnen 48 uur diende te verlaten. Hulporganisaties wilden hem niet helpen.
Eiser voert aan dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om te onderbouwen dat hij in Spanje een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest). Hij voelde zich in Spanje gediscrimineerd. Daarbij heeft verweerder onvoldoende in zijn oordeel betrokken dat Marokko door Spanje wordt aangemerkt als veilig land, ook ten aanzien van homoseksuele vreemdelingen. Ter voorkoming van indirect refoulement had verweerder zich hiervan moeten vergewissen.
Uit het AIDA [1] Country Report: Spain, 2019 update (het AIDA rapport) volgt dat het voor Dublin-terugkeerders in Spanje problematisch is om weer in de opvang te komen. Uit het AIDA rapport volgt ook dat op 15 maart 2020 de noodtoestand is uitgeroepen in verband met het coronavirus. Sommige maatregelen hebben impact op het asielstelsel. Eiser vreest dat zijn procedure niet zorgvuldig zal worden behandeld.
2.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen van uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het lag daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Spanje dit niet doet. Hij is daarin niet geslaagd. Verweerder heeft zijn standpunt voldoende kenbaar en draagkrachtig gemotiveerd. Hij heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het aangehaalde AIDA rapport onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat ten aanzien van Spanje niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Op pagina 46 van het rapport staat dat er in 2018 problemen zijn geconstateerd met betrekking tot de toegang tot de opvang voor Dublinterugkeerders, maar ook dat het Spaanse Hoge gerechtshof in 2019 heeft geoordeeld dat alle terugkeerders in het kader van de Dublinverordening tot de opvang toegelaten moeten worden. Uit dit rapport volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en ook niet dat hij als Dublinclaimant geen recht zal hebben op opvang in Spanje. Het persoonlijk relaas van eiser biedt evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje niet aan de daaraan te stellen eisen voldoen. Daarbij acht de rechtbank allereerst van belang dat hij niet eerder een asielaanvraag heeft ingediend en dus niet uit eigen ervaringen kan putten.
Zijn stelling dat hij in Spanje geen asiel kon aanvragen en dat hij verzocht werd binnen 48 uur het land te verlaten heeft eiser niet met documenten onderbouwd.
Bovendien heeft verweerder er terecht op gewezen dat de Spaanse autoriteiten met het accepteren van het claimakkoord hebben gegarandeerd dat zij zijn asielaanvraag in behandeling zullen nemen.
Verder overweegt de rechtbank dat de Procedurerichtlijn, Kwalificatierichtlijn en Opvangrichtlijn [2] van toepassing zijn ten aanzien van de asielprocedure in Spanje. Verweerder mag er daarom vanuit gaan dat de Spaanse autoriteiten de asielaanvraag van eiser zorgvuldig zullen behandelen. Dat in Spanje een ander beleid zou worden gevoerd ten aanzien van homoseksuelen uit Marokko heeft eiser niet onderbouwd en daarom niet aannemelijk gemaakt. Niet aannemelijk is geworden dat er sprake zou zijn van indirect refoulement. Ook het standpunt van verweerder dat voor zover eiser meent dat Spanje de internationale verplichtingen schendt, het op zijn weg ligt om klachten hierover kenbaar te maken bij de Spaanse (hogere) autoriteiten is voldoende draagkrachtig gemotiveerd, nu niet is gebleken dat voor eiser die mogelijkheid niet bestaat.
Verder is de rechtbank van oordeel dat eiser onvoldoende heeft geconcretiseerd dat de situatie rondom het coronavirus een nadelig effect zal hebben op zijn asielprocedure. Gesteld noch gebleken is dat deze situatie ervoor zorgt dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
Gelet op het bovenstaande heeft verweerder zich terecht en op goede gronden op het standpunt gesteld dat hij ten aanzien van Spanje uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
3. Eiser voert aan dat verweerder gelet op het bovenstaande nader had moeten onderzoeken of hij op grond van artikel 17 van de Dublinverordening het asielverzoek van eiser aan zich had moeten trekken. Daar komt bij dat eiser homoseksueel en christen is en een moeilijk verleden heeft in zijn land van herkomst. Ook de situatie rondom het coronavirus is aanleiding voor toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening, aangezien het er op lijkt dat deze situatie nog enige tijd zal duren. Eiser is vanwege zijn uiterlijk kwetsbaar. Daarom had verweerder moeten onderzoeken of eiser de nodige opvang en veiligheid zal krijgen in Spanje.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in wat eiser heeft aangevoerd geen reden heeft hoeven zien om zijn asielverzoek op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. Zoals in rechtsoverweging 2.1 uiteen is gezet, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Verder is niet gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van eiser getuigt van een onevenredige hardheid.
Verweerder heeft zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat de huidige procedure gaat om de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat. Eiser kan de moeilijke omstandigheden in zijn land van herkomst in de asielprocedure naar voren brengen. Ook de situatie rondom het coronavirus hoefde voor verweerder geen aanleiding te zijn om het asielverzoek van eiser aan zich te trekken. Voor zover eiser nu niet kan worden overgedragen vanwege het coronavirus, is dit een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel. Verder heeft hij niet met stukken onderbouwd dat de situatie in de (medische) opvangvoorzieningen is verslechterd vanwege het coronavirus.
De beroepsgrond slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
De uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Asylum Information Database.
2.Richtlijn 2013/33, Richtlijn 2011/95 en Richtlijn 2005/85.