ECLI:NL:RBDHA:2020:7742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
14 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.9060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Russische eiseres afgewezen wegens ongeloofwaardig relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Russische eiseres, die op 14 augustus 2018 asiel heeft aangevraagd. De eiseres, die eerder een reguliere verblijfsvergunning had, heeft haar aanvraag onderbouwd met claims van bedreiging en mishandeling door criminelen in Rusland. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het asielrelaas van de eiseres niet geloofwaardig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres eerder onwaarheden heeft verklaard en dat haar verklaringen over de bedreigingen en mishandelingen vaag en summier zijn. Bovendien heeft de rechtbank opgemerkt dat de eiseres tussen 2004 en 2011 in Rusland heeft gewoond zonder problemen en dat zij geen bewijs heeft geleverd voor de gestelde ontploffing in het huis van haar ouders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer in Rusland te vrezen heeft voor vervolging of dat zij een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9060
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopEiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 16 april 2020 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door E.A. Tsjoepieva, als waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Russische nationaliteit. Zij heeft op 25 september 2003 een aanvraag gedaan om een reguliere verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige. Deze aanvraag is op 3 december 2003 afgewezen. Op 10 juni 2011 heeft ze een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft gekregen voor verblijf bij haar partner [naam 2]. Op 13 december 2017 is deze verblijfsvergunning ingetrokken, omdat er sprake was van een schijnrelatie. Deze intrekking staat in rechte vast. [1]
2. Op 14 augustus 2018 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft zij het volgende ten grondslag gelegd. De moeder van eiseres is in 2014/2015 meerdere malen telefonisch benaderd door personen die naar eiseres vroegen. Eind augustus 2016 is eiseres tijdens haar vakantie in Rusland door dezelfde personen bedreigd en mishandeld. Zij is door hen meegenomen in een auto en haar is medegedeeld dat ze 50.000 moet betalen vanwege belastende verklaringen die zij in het verleden heeft afgelegd. Een week later is eiseres teruggekeerd naar Nederland. In januari/februari 2019 is de moeder van eiseres voor het laatst telefonisch benaderd door dezelfde personen. In juni/juli 2019 heeft er een ontploffing plaatsgevonden in het huis van de ouders van eiseres. Na dit incident is ook de zus van eiseres twee keer telefonisch benaderd door dezelfde personen. Eiseres heeft de door haar gestelde gebeurtenissen in verband gebracht met de omstandigheid dat zij in 2002 naar Nederland is gebracht om als escort te gaan werken en het feit dat zij hierover destijds bij de politie verklaringen heeft afgelegd.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond, omdat hij het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig vindt. Daartoe heeft verweerder allereerst opgemerkt dat eiseres eerder, bij haar aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning, in staat is gebleken onwaarheden te verklaren. Verder heeft eiseres vaag en summier verklaard over de redenen waarom zij door personen, die zij als criminelen aanmerkt, zou zijn benaderd. Ook is het volgens verweerder vreemd dat eiseres in 2002 belastende verklaringen zou hebben afgelegd maar daar pas in 2016 problemen door zou hebben gekregen. Tussen 2004 en 2011 woonde ze in Rusland en heeft zij nooit problemen ondervonden. Eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom er 50.000 euro van haar geëist zou worden. Ze kan niet benoemen door wie ze precies is benaderd. Eiseres heeft tussen 2011 en 2016 meerdere keren zonder problemen gedurende steeds een maand bij haar ouders in Rusland verbleven, waar ze momenteel ook nog ingeschreven staat. Over de bedreigende telefoontjes aan haar moeder en zus kan eiseres uitermate weinig vertellen. Onduidelijk is hoe men aan het telefoonnummer is gekomen en waarom de moeder en zus werden benaderd en niet eiseres zelf. Eiseres maakt niet inzichtelijk waarop ze de link tussen de telefoontjes en haar verleden baseert. Ook over de gestelde bedreiging en mishandeling eind augustus 2016 heeft eiseres vaag en summier verklaard. Het is niet aannemelijk dat ze na dit incident nog een week bij haar ouders in Rusland heeft kunnen verblijven, terwijl dit adres bekend was bij de criminelen. Verder overweegt verweerder dat eiseres geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van de gestelde ontploffing in het huis van haar ouders in juni/juli 2019. Dit mag wel verwacht worden omdat eiseres heeft verklaard dat er een politieonderzoek loopt. Ook over dit incident heeft zij vaag en summier verklaard. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de ontploffing heeft plaatsgevonden en dat deze verband houdt met haar problemen. Niet valt in te zien dat de zus van eiseres een maand na de ontploffing naar Nederland is gekomen, nu eiseres heeft verklaard dat de criminelen mensen kunnen traceren en wisten dat van het bezoek.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de intrekking van de reguliere verblijfsvergunning niet bij zijn beoordeling had mogen betrekken, omdat dat deze hiervoor niet relevant zou zijn. Volgens eiseres is de bedoelde verblijfsvergunning ten onrechte ingetrokken. Dat zij tussen 2011 en 2016 geen problemen heeft gehad laat de problemen nadien onverlet. Waarom zij eerst veel later problemen heeft gekregen weet zij niet, maar dat neemt niet weg dat zij wel het een en ander heeft weten te verklaren. Haar moeder en zus zijn benaderd omdat zij in Rusland wonen en dus makkelijker zijn te vinden. Eiseres meent dat zij niet, althans niet op belangrijke punten, tegenstrijdig heeft verklaard. Zij stelt dat zij na de ontploffing [2] het land zo snel mogelijk heeft verlaten, hetgeen haar een week heeft gekost om te regelen. Daardoor heeft zij geen documenten kunnen meenemen. Het verband met de eerdere bedreigingen is duidelijk. Eiseres stelt dat zij als slachtoffer van vervolging en schending van artikel 3 van het EVRM [3] bij terugkeer een reëel risico loopt.
5. Bij de beoordeling van de asielaanvraag betrekt verweerder onder meer of vast is komen te staan dat de vreemdeling in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd. [4] Dit betreft overige elementen die niet direct zien op de vastgestelde relevante elementen, maar wel raken aan de algemene geloofwaardigheid van de vreemdeling als persoon. [5] De omstandigheid dat eiseres in een andere situatie bewust onjuiste verklaringen heeft afgelegd mocht verweerder dan ook ten nadele van haar betrekken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Daarbij geldt als uitgangspunt het in rechte vaststaande besluit van 13 december 2017. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aan dat besluit ten grondslag liggende feiten onjuist zijn.
6. Niet in geschil is dat eiseres weinig heeft kunnen verklaren over de door haar gestelde gebeurtenissen en de achtergrond daarvan. Nu eiseres de problemen zelf in verband brengt met de gestelde omstandigheid dat zij in 2002 slachtoffer is geworden van vrouwenhandel waartegen zij geen bescherming zou kunnen krijgen van de Russische autoriteiten, mocht verweerder van eiseres verlangen dat zij hierover meer verklaart dan zij heeft gedaan. Verweerder heeft daarnaast kunnen overwegen dat het vreemd is dat eiseres pas vele jaren na het afleggen van belastende verklaringen problemen zou hebben gekregen. Ook heeft verweerder kunnen opmerken dat eiseres blijkens haar verklaringen desondanks verschillende periodes zonder problemen in Rusland heeft kunnen verblijven op een adres waar zij eenvoudig te traceren was. Dat de moeder en zus van eiseres gemakkelijker konden worden benaderd laat dit alles onverlet. Daarnaast heeft verweerder kunnen opmerken dat deze verklaring van eiseres niet rijmt met haar verklaring tijdens het aanvullend gehoor dat de criminelen weten dat zij in Nederland woont en wisten van het bezoek van haar zus aan eiseres. Ten slotte heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres ondanks haar gestelde acute vrees nog een week na haar ontvoering in het huis van haar ouders heeft verbleven, alsmede dat zij – tot op heden – geen documenten heeft overgelegd over de ontploffing bij het huis van haar ouders.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op grond van de motivering zoals opgenomen in het bestreden besluit kunnen concluderen dat het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig is. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer in Rusland te vrezen heeft voor vervolging of dat zij een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 23 juli 2018 (AWB 18/646, niet gepubliceerd) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 september 2018 (201806634/1/V1, niet gepubliceerd).
2.Bedoeld is: na haar ontvoering in 2016
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4.Zie artikel 4, vijfde lid, onder e. van de Kwalificatierichtlijn (Richtlijn 2011/95/EU)
5.Zie verweerders Werkinstructie 2014/10.