ECLI:NL:RBDHA:2020:7728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.8730 en NL20.8732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Turkse nationaliteit op grond van niet-geloofwaardige dreigementen na bekering tot het christendom

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Turkse nationaliteiten, die in Nederland asiel hebben aangevraagd na hun bekering tot het christendom. De aanvragen zijn op 10 april 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 9 juli 2020 zijn de eisers verschenen, samen met hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de situatie van de eisers en de omstandigheden in Turkije onderzocht, waarbij de eisers stelden dat zij vanwege hun bekering bedreigd worden door hun families en stam in Turkije.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers hun verklaringen over de dreigementen niet voldoende hebben onderbouwd. De dreigementen die zij hebben gepresenteerd, zijn niet geloofwaardig geacht door de rechtbank. De rechtbank heeft ook verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken, waaruit blijkt dat de Turkse grondwet vrijheid van religie garandeert, maar dat de situatie voor niet-islamitische minderheden, zoals christenen, problematisch kan zijn. De rechtbank concludeert dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Turkije te vrezen hebben voor vervolging of een reëel risico lopen op ernstige schade.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en de aanvragen afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.8730 en NL20.8732
V-nummers: [v-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiser,

[naam 2], eiseres,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam 3],
[naam 4],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. J.C. van Zundert),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: N. Jansen).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 10 april 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL20.8731 en NL20.8733, plaatsgevonden op 9 juli 2020. Eiser en eiseres zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Zengin. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn van Turkse nationaliteit en geboren op respectievelijk [geboortedatum] , [geboortedatum] , [geboortedatum] en [geboortedatum] .
Op 29 oktober 2015 hebben zij hun eerste asielaanvragen ingediend. Verweerder heeft deze aanvragen bij twee besluiten van 7 februari 2017 afgewezen. Deze besluiten zijn in beroep weliswaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan zijn in stand gelaten. Dit oordeel is in rechte vast komen te staan. [1]
2. Op 10 september 2018 hebben eisers opvolgende asielaanvragen ingediend. Aan deze aanvragen hebben zij ten grondslag gelegd dat zij in Nederland zijn bekeerd tot het christendom en dat zij hierdoor worden bedreigd door hun families en stam. Zij kunnen daarom niet terugkeren naar Turkije.
3. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de opvolgende aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht geloofwaardig dat eiseres zijn bekeerd tot het christendom. De dreigementen (via Facebook en WhatsApp) vanwege hun bekering acht verweerder niet geloofwaardig. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de vermoedens van eisers over wat hen als christenen in Turkije zou kunnen overkomen onvoldoende zwaarwegend zijn voor de conclusie dat zij bij terugkeer naar Turkije te vrezen hebben voor vervolging dan wel een reëel risico lopen op ernstige schade.
4. Eisers hebben aangevoerd dat verweerder de dreigementen vanwege hun bekering ten onrechte ongeloofwaardig acht. Zij verwijzen in dat kader naar de overgelegde schermafdrukken van Facebook en WhatsApp en de verklaringen die zij tijdens hun gehoren [2] hebben afgelegd. Ook hebben zij een vertaling van Facebook-boodschappen van de neef van eiser, [naam 5] , overgelegd. Verder voeren eisers aan dat zij in Turkije vanwege hun geloof te maken zullen krijgen met vervolging en dat zij een reëel risico lopen op ernstige schade.
Ter onderbouwing van dit standpunt hebben eisers onder meer verwezen naar een rapport van ‘Open Doors’ over de situatie van christenen in Turkije, het "2018 Human Right Violations Report" van de “Association of Protestant Churches” en de editie 2019 van maart 2020, een artikel van ACN News van 6 februari 2020 en een artikel van “persecution.org”,
een recente uitspraak van het UK Home Office in de zaak van een Iraanse asielzoeker, een persbericht van Open Doors Nederland van 6 juli 2020, een persbericht van de Vereniging van Protestantse Kerken van 11 juni 2020, een tweetal artikelen van Aina.org van 13 mei 2020 en 24 juni 2020 en een artikel van Raymond Ibrahim van 12 juni 2020.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eisers met hun verklaringen en de schermafdrukken van Facebook en WhatsApp niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Turkije door hun familieleden of omgeving in Turkije worden bedreigd.
Hiertoe is van belang dat eisers hun verklaringen dat zij afkomstig zijn uit streng Islamitische families en dat zij behoren tot een Koerdische stam die eerwraak niet schuwt, niet hebben onderbouwd. Verder is de verklaring van eiseres dat haar vader haar zus bijna dood heeft geslagen omdat zij niet uitgehuwelijkt wilde worden en dat dat bij haar ook zeker zal gebeuren, evenmin onderbouwd en slechts gebaseerd op vermoedens. Daarnaast zijn de schermafdrukken niet te herleiden tot eisers en blijkt daaruit niet dat de geuite bedreigingen afkomstig zijn van familieleden van eisers. De op 7 juli 2020 overgelegde Nederlandse vertaling van de Facebook-berichten van de gestelde neef van eiser kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat [naam 5] daadwerkelijk zijn neef is. Ook heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat deze berichten dateren uit september 2018 en dat de Nederlandse vertaling hiervan pas op 7 juli 2020 is ingebracht. Dat de gemachtigde de Nederlandse vertaling van eisers niet eerder heeft ontvangen, is hiervoor geen genoegzame verklaring. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de dreigementen als gevolg van de bekering niet geloofwaardig zijn.
6. Uit het Algemeen Ambtsbericht (hierna: AAB) Turkije van de minister van Buitenlandse Zaken van oktober 2019 volgt dat de Turkse grondwet vrijheid van religie garandeert en dat deze vrijheid in het algemeen wordt gerespecteerd (p. 22). Naast dat de Turkse grondwet voorziet in vrijheid van geloof, geloofsuitoefening en het door particulieren uitdragen van religieuze ideeën, verbiedt de grondwet discriminatie op religieuze gronden (p. 46). Desalniettemin is in het AAB Turkije tevens te lezen dat een niet-islamitische bron aangaf dat de wetgeving ten aanzien van minderheden redelijk op orde is, maar dat het probleem vooral zit in de opvattingen van mensen voor wie de soennitische islam de norm is, waardoor het met naleving van de wet niet zo nauw wordt genomen. Daarom, aldus de bron, hebben minderheden te maken met hate speech, bedreigingen en onteigeningen (p.46). Daarnaast wordt in het AAB Turkije van 2013 genoemd dat de positie van afvalligen in Turkije moeilijk is en dat personen die zich willen bekeren soms worden getreiterd of zelfs gewelddadig bejegend door bekenden en buren.
7. Verder volgt uit verweerders landgebonden beleid voor Turkije in paragraaf C7.28.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 dat tot het christendom bekeerde ex-moslims geen erkende risicogroep zijn. Dit geldt alleen voor personen uit Turkije, die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten en om die reden in de negatieve aandacht van de autoriteiten staan.
Het is daarom aan eisers om aannemelijk te maken dat zij vanwege hun geloof in Turkije te maken zullen krijgen met vervolging en dat zij een reëel risico lopen op ernstige schade. De bewijsmaatstaf dat daarvan al sprake is als er ‘geringe indicaties’ zijn, geldt voor hen niet.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers hierin niet zijn geslaagd. De gestelde dreigementen als gevolg van hun bekering zijn immers niet geloofwaardig geacht. Verder blijkt uit de door eisers overgelegde stukken dat de situatie voor christenen in Turkije moeilijk is en dat sprake is van discriminatie, maar niet dat deze zo ernstig is dat het leven voor christenen in Turkije onmogelijk is. Verweerder heeft dat afdoende gemotiveerd in de bestreden besluiten.
Ook heeft verweerder er ter zitting terecht op gewezen dat de persberichten van Open Doors Nederland van 6 juli 2020 en de Vereniging van Protestantse Kerken van 11 juni 2020, de twee artikelen van Aina.org van 13 mei 2020 en 24 juni 2020 en het artikel van Raymond Ibrahim van 12 juni 2020 geen ander licht op de zaken van eisers kunnen werpen. Deze documenten beschrijven immers de positie van buitenlandse zendelingen in Turkije, militaire operaties van het Turkse leger waarbij christelijke dorpen in Syrië worden bedreigd en het strenger worden van president Erdogan in de leer. Eisers bevinden zich echter in een andere positie.
9. Eisers komen daarom niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
10. De aanvragen zijn terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 24 januari 2018 (AWB 17/5100 en
2.Pagina 13 van het rapport van gehoor opvolgende aanvraag eiser, en pagina 11 en 12 van het rapport van gehoor opvolgende aanvraag eiseres