Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het verzoek
2.De beoordeling
uitgesloten, is wijziging niettemin mogelijk met algemene stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. Een bepaling in de statuten, die de bevoegdheid tot wijziging van een of meer bepalingen van de statuten
beperkt, kan volgens lid 2 van genoemd artikel slechts worden gewijzigd met inachtneming van gelijke beperking.
uitsluiting, maar van een
beperkingin de bevoegdheid van de algemene vergadering tot wijziging van de artikelen 25, 33, 34 en 35 van de statuten. De medewerking van de rechtbank (rechterlijke toestemming) is vereist voor wijziging van genoemde artikelen. De rechtbank overweegt, en sluit zich daarbij aan bij de zienswijze zoals deze is verwoord in Asser 2-IIb 2019/9, (auteur prof. mr. G. van Solinge en prof. mr. M.P. Nieuwe Weme; datum 01-03-2019), dat wat de algemene vergadering kan doen in geval van uitsluiting van de mogelijkheid van wijziging van statutaire bepalingen, zij ook moet kunnen doen bij beperking van die mogelijkheid. Ook de beperkende clausule zou op die manier gewijzigd kunnen worden. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank in principe geen toestemming behoeft te verlenen voor de gevraagde statutenwijziging. De rechtbank merkt nog op dat de wettelijk voorgeschreven – in stand te houden - vermogensklem (bedoeld in artikel 18 lid 6 BW) met de verzochte wijziging van de statuten, namelijk het schrappen van artikel 33 lid 2, niet komt te vervallen; die bepaling kan zonder rechterlijke toestemming niet worden geschrapt. In artikel 35.1 en 35.2 is immers met betrekking tot de vermogensklem uitdrukkelijk bepaald dat daarvan slechts kan worden afgeweken met voorafgaande rechterlijke toestemming en dat het artikel slechts kan worden gewijzigd na voorafgaande rechterlijke toestemming.