9.De beslissing
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals die hierboven onder 3.4 bewezen zijn verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 6:
telkens diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 5:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (VIER) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot één jaar, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich voor de maximale duur van twaalf maanden, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in een door het IFZ/NIFP nader te bepalen intramurale inrichting voor (forensische) verslavingszorg of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd in het kader van de nazorg door de forensische polikliniek Fivoor, of een soortgelijke instelling, laat behandelen voor zijn (psychiatrische en/of verslavings) problematiek, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
- dat de veroordeelde voor zover – ter beoordeling van voormelde zorginstelling in overleg met de reclassering – zich een crisis bij de veroordeelde voordoet, zich eenmalig laat opnemen ter bestrijding van die crisis, waarbij de behandeling tevens kan bestaan uit detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de zorginstelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om (indien geïndiceerd) bij een nog nader te bepalen vorm van begeleid/beschermd wonen te verblijven en zich te houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
de vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf 1]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4]
wijst de vorderingen van de hierna te noemen benadeelde partijen toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen de daarbij vermelde bedragen te betalen:
- [slachtoffer 1] , € 760,41, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2020 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan;
- [slachtoffer 4] , € 1.410,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2020 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partijen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen:
- [slachtoffer 1] , € 760,41 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2020 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan, bij niet of niet volledige voldoening te vervangen door 16 dagen gijzeling;
- [slachtoffer 4] , € 1.410,20 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2020 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan, bij niet of niet volledige voldoening te vervangen door 25 dagen gijzeling;
met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft,
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
de vorderingen van de benadeelde partijen [naam bedrijf 2] ., [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5]
wijst de vorderingen van de hierna te noemen benadeelde partijen gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen de daarbij vermelde bedragen te betalen:
- [naam bedrijf 2] ., € 2.028,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan;
- [slachtoffer 2] , € 134,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan;
- [slachtoffer 5] , € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2020 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in hun vordering en dat zij deze slechts kunnen aanbrengen bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partijen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen:
- [naam bedrijf 2] ., € 2.028,74 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan, bij niet of niet volledige voldoening te vervangen door 31 dagen gijzeling,
- [slachtoffer 2] , € 134,10 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan, bij niet of niet volledige voldoening te vervangen door 3 dagen gijzeling;
- [slachtoffer 5] , € 1.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2020 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan, bij niet of niet volledige voldoening te vervangen door 20 dagen gijzeling;
met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Kelkensberg, voorzitter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
mr. R. Wieringa, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Özsoy, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 augustus 2020.