ECLI:NL:RBDHA:2020:7655
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritreeër, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser niet aannemelijk konden worden gemaakt. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 25 mei 2018, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. Tijdens de zitting op 25 juni 2020 was eiser niet aanwezig, en zijn gemachtigde had zich afgemeld.
De rechtbank overwoog dat eiser zijn identiteit en nationaliteit niet met officiële documenten had aangetoond. De door hem overgelegde doopakte werd niet als authentiek beschouwd, en Bureau Documenten concludeerde dat het document hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd was opgemaakt. Eiser had ook wisselend verklaard over zijn schoolkaart en was onder verschillende namen en geboortedata bekend bij de Italiaanse autoriteiten, wat afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond was. Eiser had niet aangetoond dat zijn aanvraag was gegrond op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening van de verblijfsvergunning vormden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier.