ECLI:NL:RBDHA:2020:7635
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Soedanese nationaliteit met betrekking tot herkomst en politieke activiteiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Soedanese nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit de vierde asielaanvraag van eiser is, waarbij eerdere aanvragen zijn afgewezen op basis van onbetrouwbare verklaringen over zijn herkomst uit West-Darfur. Eiser heeft een document overgelegd dat zijn herkomst zou moeten aantonen, maar de rechtbank oordeelt dat dit document niet voldoende is om zijn herkomst aannemelijk te maken. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser zijn herkomst niet heeft kunnen onderbouwen, ondanks dat verweerder zijn Soedanese nationaliteit en geboorteplaats in West-Darfur aannemelijk heeft geacht.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij politiek actief is geworden in Nederland en vreest voor vervolging bij terugkeer naar Soedan. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een fundamentele politieke overtuiging heeft of dat hij in negatieve belangstelling staat bij de Soedanese autoriteiten. De rechtbank wijst erop dat eiser geen overtuigend bewijs heeft geleverd van zijn politieke activiteiten en dat zijn betrokkenheid bij een politieke organisatie niet wijst op een diepgewortelde politieke overtuiging.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier R.D.A. van Veghel. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.