ECLI:NL:RBDHA:2020:7635

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.12934
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Soedanese nationaliteit met betrekking tot herkomst en politieke activiteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Soedanese nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit de vierde asielaanvraag van eiser is, waarbij eerdere aanvragen zijn afgewezen op basis van onbetrouwbare verklaringen over zijn herkomst uit West-Darfur. Eiser heeft een document overgelegd dat zijn herkomst zou moeten aantonen, maar de rechtbank oordeelt dat dit document niet voldoende is om zijn herkomst aannemelijk te maken. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser zijn herkomst niet heeft kunnen onderbouwen, ondanks dat verweerder zijn Soedanese nationaliteit en geboorteplaats in West-Darfur aannemelijk heeft geacht.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij politiek actief is geworden in Nederland en vreest voor vervolging bij terugkeer naar Soedan. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een fundamentele politieke overtuiging heeft of dat hij in negatieve belangstelling staat bij de Soedanese autoriteiten. De rechtbank wijst erop dat eiser geen overtuigend bewijs heeft geleverd van zijn politieke activiteiten en dat zijn betrokkenheid bij een politieke organisatie niet wijst op een diepgewortelde politieke overtuiging.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier R.D.A. van Veghel. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12934

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Langenberg),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.12935, plaatsgevonden op 9 juli 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Abdalla. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Soedanese nationaliteit en geboren op [1987] . Dit is zijn vierde asielaanvraag. In de eerder gevoerde asielprocedures is zijn gestelde herkomst uit West-Darfur niet geloofwaardig bevonden. Eiser heeft aan de onderhavige aanvraag een document overgelegd waaruit volgens hem zijn herkomst blijkt. Bureau Documenten heeft het document onderzocht. Uit de verklaring van onderzoek van 12 augustus 2019 blijkt dat het een document betreft waarop het nationaal nummer van eiser wordt vastgesteld. Dit document wordt verstrekt op basis van de informatie in het bevolkingsregister. Volgens de inktstempelafdruk is het document verkregen van de Soedanese ambassade in Parijs. Het document is niet gelegaliseerd en ook overigens is de stempelafdruk van de Soedanese ambassade niet bij Bureau Documenten bekend. De conclusie is dat, gelet op het beschikbare vergelijkingsmateriaal, het document weliswaar echt is, maar dat het geen uittreksel uit het geboorteregister of een geboorteakte is. Niet kan worden vastgesteld of het document bevoegd is opgemaakt en afgegeven en niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
2. Verweerder heeft op grond van het document eisers Soedanese nationaliteit aannemelijk bevonden. Ook heeft verweerder aannemelijk bevonden dat eiser in West-Darfur is geboren. Volgens verweerder heeft eiser met dit document zijn gestelde herkomst uit West-Darfur echter niet alsnog aannemelijk gemaakt.
3. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat hij zijn herkomst uit West-Darfur niet aannemelijk heeft gemaakt. Nu verweerder aannemelijk heeft gevonden dat eiser in West-Darfur is geboren, dient verweerder ook aan te nemen dat eiser uit dit gebied afkomstig is. Eiser is afkomstig uit een niet-Arabische bevolkingsgroep en behoort daarom tot een kwetsbare minderheidsgroep. Volgens eiser loopt hij bij gedwongen terugkeer een reëel risico op een schending in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser met het document niet alsnog zijn herkomst uit West-Darfur aannemelijk heeft gemaakt. In het besluit van 28 november 2011, dat in rechte vaststaat, heeft verweerder bepaald dat eiser onjuiste en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde herkomstgebied. Ook heeft eiser zijn gestelde etniciteit niet aannemelijk gemaakt. Daarnaast blijkt uit de door verweerder aan eiser aangeboden taalanalyse dat eiser op grond van zijn Arabische spraak te herleiden is tot de spraakgemeenschap van zowel Noord-Soedan (Darfur) als Tsjaad. Eiser heeft volgens de taalanalist zijn herkomst niet aannemelijk gemaakt, omdat de door eiser verstrekte landeninformatie geen overtuigende onderbouwing biedt voor de gestelde herkomst uit Soedan. Ook geldt dat de niet-Arabische bevolkingsgroep waartoe eiser stelt te behoren in overgrote meerderheid is gevestigd in Tsjaad. Voorts is het opmerkelijk dat eiser stelt te behoren tot dezelfde niet-Arabische bevolkingsgroep als zijn moeder, en niet tot de Arabische bevolkingsgroep van zijn vader. Bij dit alles is verder van belang dat eiser geen gedetailleerde informatie heeft verstrekt over zijn gestelde herkomstgebied. Met het in deze procedure overgelegde document heeft eiser niet alsnog zijn herkomst onderbouwd. De omstandigheid dat eiser volgens het document in West-Darfur is geboren, betekent namelijk niet dat hij daar ook is opgegroeid en dat hij daar heeft verbleven tot aan het moment van zijn vertrek naar Nederland. De stelling dat met het nationaal nummer op het document de herkomst van eiser kan worden vastgesteld, is niet onderbouwd. Verweerder heeft hierover ter zitting opgemerkt dat dit evenmin volgt uit het algemeen ambtsbericht over Soedan. [1] Het document kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden met betrekking tot de geloofwaardigheid van de herkomst van eiser. Eiser heeft daarom evenmin aannemelijk gemaakt dat hij behoort tot de gestelde risicogroep. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. De ter zitting aangevoerde beroepsgrond dat in Soedan voor niet-Arabische vreemdelingen uit Darfur nog steeds sprake is van een uitzonderlijke situatie [2] , slaagt evenmin. Dit vloeit voort uit het oordeel dat eiser zijn herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt.
6. Eiser heeft aan deze asielaanvraag ook ten grondslag gelegd dat hij in Nederland politiek actief is geworden en dat hij zich openlijk tegen het regime van Soedan verzet. Volgens eiser zijn de door hem verrichte activiteiten gepubliceerd in Soedanese media en is hij actief op Facebook. Eiser stelt dat de Soedanese autoriteiten op de hoogte zijn van zijn activiteiten. Hij vreest dat hij bij gedwongen terugkeer naar Soedan zal worden vervolgd.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat bij eiser, gelet op de door hem gegeven verklaringen, geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij toevallig in aanraking is gekomen met het Sudanese Democratic Forum en dat hij binnen deze organisatie geen prominente rol vervult. Verder blijkt uit zijn verklaringen dat hij niet met de Darfur Union in aanraking is gekomen vanuit een diepgewortelde politieke overtuiging. Veeleer is dit contact tot stand gekomen als gevolg van een negatief besluit op zijn eerdere asielaanvraag had gekregen en het feit dat deze organisatie eiser hielp met praktische zaken. Verweerder heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat bij de Soedanese autoriteiten in verband met zijn politieke activiteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Soedanese autoriteiten bekend zijn met eisers deelname aan demonstraties tegen het regime. Volgens eiser staan er gegevens op het internet. Daarmee heeft hij echter niet aannemelijk gemaakt dat de Soedanese autoriteiten specifiek de acties van eiser in de gaten houden en hij dat hij in dat verband in de negatieve belangstelling staat. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat niet is gebleken dat eiser een belangrijke positie heeft ingenomen tijdens de demonstraties en bijeenkomsten. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
8. De rechtbank stelt tot slot vast dat eiser zijn stelling ter zitting dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3 van het EVRM vanwege het risico op het coronavirus bij gedwongen terugkeer, niet heeft onderbouwd. Voor zover eiser heeft gesteld dat hij op dit moment feitelijk niet kan worden uitgezet als gevolg van het virus, heeft verweerder ter zitting terecht opgemerkt dat dit een tijdelijke belemmering betreft en dus niet noopt tot vergunningverlening. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. R.D.A. van Veghel, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.“De autoriteiten gaan, vóór afgifte van een nationaal nummer, na of de aanvrager de Sudanese nationaliteit heeft door de aanvrager op te zoeken in een databank van de bevolkingsregistratie” algemeen ambtsbericht oktober 2019, p. 49.
2.Als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw)