ECLI:NL:RBDHA:2020:7630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.10397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse bekeerling tot het christendom op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Algerije als veilig land van herkomst wordt aangemerkt. De eiseres, die in 2016 in Nederland bekeerd was tot het christendom, voerde aan dat de situatie voor christenen in Algerije verslechterd was en dat zij bij terugkeer in Algerije gevaar liep voor vervolging. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris op goede gronden had geconcludeerd dat Algerije een veilig land van herkomst is en dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat dit voor haar niet geldt. De rechtbank stelde vast dat de Algerijnse grondwet vrijheid van godsdienst waarborgt en dat er geen bewijs was dat de autoriteiten geen bescherming zouden bieden aan bekeerlingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag en het opgelegde inreisverbod. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.10397

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Ook is aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee haar, gerekend vanaf de datum dat zij Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.10398, plaatsgevonden op 9 juli 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J.P.M. Olsthoorn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [1968] en is van Algerijnse nationaliteit. Dit is haar derde asielaanvraag. Ter onderbouwing van haar huidige aanvraag heeft eiseres aangevoerd dat zij in 2016 in Nederland is bekeerd tot het christendom.
2. Verweerder heeft dit geloofwaardig bevonden. Verweerder heeft de aanvraag evenwel als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat Algerije een zogenoemd veilig land van herkomst is en eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat dat in haar geval niet zo is.
3. Eiseres betoogt dat de situatie voor christenen is verslechterd en dat Algerije voor christenen en tot het christendom bekeerde moslims niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Ter onderbouwing van haar betoog heeft eiseres zich beroepen op de volgende informatie:
1) Een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 21 april 2020;
2) Het rapport van Freedom House van 4 maart 2020 dat meldt dat leden van religieuze minderheden, waaronder christenen en leden van de Amazingh-gemeenschap, lijden onder vervolging en inmenging door de staat. Bekeringsactiviteiten door niet-moslims zijn illegaal. Uit een bericht van de Algerian Protestant Church van augustus 2019 volgt dat vijf van de gebedshuizen op verzoek van de regering zijn gesloten en nog een drie kerken werd bevolen te sluiten in oktober waarbij leden met geweld werden verwijderd;
3) Het rapport van Amnesty International van 18 februari 2020, waaruit ook volgt dat de autoriteiten in verschillende regio’s opdracht tot sluiting van de kerken heeft gegeven. Een christelijke man is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete voor het houden van een gebedssamenkomst bij hem thuis;
4) Het rapport van Human Rights Watch van 24 oktober 2019, waarin is neergelegd dat inmiddels 12 kerken zijn gesloten, voornamelijk omdat de staat geen toestemming geeft voor het gebruik van de grond voor gebedshuizen. Volgens de protestante kerk worden hun aanvragen zelden goedgekeurd;
5) Een ongedateerd rapport van Open Doors. Hierin is vervat dat er sprake is van toename van geweld tegen christenen. Moslimbekeerlingen ervaren veel vijandschap vanuit de gemeenschap. Zij durven daarom nauwelijks over hun geloof te praten. Zij die wel voor hun geloof uitkomen lijden onder discriminatie en intimidatie. In landelijke gebieden worden zij gedwongen terug te keren naar de islam. De Algerijnse overheid faalt in het beschermen van christenen en doet actief mee aan vervolging;
6) Een ongedateerd rapport van Atheist Refugee Relief, waarin staat dat burgers die afstand doen van de islam door familieleden worden verbannen;
7) Een rapport van de US Department of State (USDOS) van 21 juni 2019. Hierin staat dat de wet bekering vanuit de islam niet verbiedt, maar het actief bekeren van moslims door niet moslims een strafbaar feit is. Verschillende christelijke leiders meldden gevallen waarin burgers die zich bekeerden of belangstelling toonden om meer te weten te komen over het christendom, werden aangevallen door hun familieleden, of anderszins onder druk werden gezet om hun bekeringen te herroepen. Sommige moslimburgers die zich tot het christendom bekeerden, meldden dat zij en anderen in hun gemeenschap een laag profiel bleven houden vanwege bezorgdheid over hun persoonlijke veiligheid en de mogelijkheid van juridische, familiale, carrière- en sociale problemen. Andere moslimburgers die zich tot het christendom bekeerden, beoefenden echter openlijk hun nieuwe religie, aldus leden van de christelijke gemeenschap;
8) Een rapport van USDOS van 11 maart 2020, waarin wordt gemeld dat een christelijke bekeerling is gearresteerd omdat hij uitspraken op zijn Facebook had staan die het moraal van de profeet Mohammed ter discussie stelde. Hij kreeg een gevangenisstraf van vijf jaar en een geldboete, zijn straf is later verminderd tot drie jaar gevangenisstraf. Hij is in april 2018 vrijgelaten;
9) Een rapport van de The Bertelsmann Foundation van 2018. Vermeld is dat christenen hun geloof konden uitoefenen op de daarvoor aangewezen plekken in Algerije. Moslims die tot het christendom zijn bekeerd of die de islam bekritiseerden, staan sociale en juridische beperkingen te wachten, waaronder een gevangenisstraf en een geldboete. Een wet uit 2006 criminaliseert het bekeren van moslims door niet-moslims en er zijn gevallen geweest waarbij dit werd bestraft met boetes en gevangenisstraffen;
10) Een ongedateerd bericht van Middle East Concern, waarin is neergelegd dat Algerijnse christen op verschillende niveaus met uitdagingen worden geconfronteerd. Sinds 2006 moet elke groep die een gebouw wil gebruiken voor niet-islamitische aanbidding, toestemming krijgen van de Nationale Commissie. In de praktijk reageert de commissie op geen enkele aanvraag. Christelijke activiteiten die buiten de daarvoor bestemde gebedshuizen worden uitgevoerd, worden aan sancties onderworpen, vooral als die activiteiten worden uitgelegd als godslastering. Er ss een sterke gezins- en maatschappelijke druk tegen degenen die ervoor kiezen de islam te verlaten. Sommigen die als afvalligen worden beschouwd, worden doorverwezen naar de op de Sharia gebaseerde rechtbanken waar zij mogelijk te maken krijgen met sancties zoals gedwongen scheiding, verwijdering van de voogdij over kinderen en ontneming van erfenis. Andere vormen van juridische en sociale discriminatie komen veel voor;
11) Een rapport van het Immigration and Refugee Board of Canada van juni 2015 waarin een universitair hoofddocent Midden-Oosten verklaart dat Algerijnse moslims die zich tot het christendom bekeren worden veracht. Volgens deze bron zouden de autoriteiten geen bescherming hebben geboden aan bekeerlingen;
12) Een verklaring van [A] , mede-oprichter van de protestantse kerk in Algerije in 1992. Volgens hem is het als Algerijnse vrouw zeer gevaarlijk om christen te zijn tegen de goedkeuring van de familie en samenleving in en loopt eiseres risico op vervolging door de autoriteiten en door familieleden;
13) Een overzicht van de United States Commisson on International Religious Freedom (USCIRF) van 2020. Hierin is neergelegd dat sinds 2008 de christelijke gemeenschap wordt getroffen door het sluiten van kerken en de situatie in 2019 is verslechterd. De staatsgodsdienst is de islam. Godslastering wordt bestraft. Er zijn kerken gesloten en personen die zich tegen deze sluiting keerden zijn gearresteerd. In november 2019 heeft het Europese Parlement een resolutie aangenomen om een einde te maken aan het schenden van het recht op vrijheid van godsdienst door Algerije.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder Algerije als veilig land van herkomst heeft aangemerkt. Algerije staat sinds 31 oktober 2016 opgenomen in de bij artikel 3.37f van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 behorende lijst met veilige landen van herkomst. Bij uitspraak van 8 maart 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) geoordeeld dat verweerder Algerije terecht heeft aangemerkt als veilig land van herkomst [1] . Op 11 juni 2018 heeft verweerder de veilige landen van herkomst, waaronder Algerije, herbeoordeeld. Op basis van informatie van de US State Department is geconcludeerd dat de situatie in Algerije sinds de eerste beoordeling niet in aanmerkelijke zin in is gewijzigd. Bij die herbeoordeling is ook de vrijheid van godsdienst betrokken. Gelet hierop, zoals door de ABRvS ook is herhaald in de uitspraak van 21 maart 2018 en
10 januari 2020, bestaat er volgens verweerder een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Algerije, met uitzondering van LHBTI’s, geen internationale bescherming nodig hebben, omdat de nationale autoriteiten hen effectieve bescherming bieden. [2]
5. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om Algerije niet langer als veilig land van herkomst aan te merken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit standpunt niet ten onrechte heeft ingenomen. Verweerder heeft mogen wijzen op de omstandigheid dat de Algerijnse grondwet voorziet in vrijheid van godsdienst en dat uit de overgelegde informatie niet blijkt dat christenen of bekeerlingen worden vervolgd voor afvalligheid. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt weliswaar dat religieuze instellingen aan regels zijn gebonden, dat een aantal kerken zijn gesloten en het beledigen van de profeet en het actief bekeren van moslims strafbaar is, maar uit de stukken volgt niet dat het belijden van het christelijke geloof als christen of als bekeerling vanuit de islam niet mogelijk is. Ook blijkt uit de stukken niet dat de Algerijnse autoriteiten op voorhand geen bescherming kunnen en willen bieden voor zover een vreemdeling bij terugkeer naar dat land problemen zal ondervinden vanuit zijn omgeving als gevolg van zijn bekering tot het christendom. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Omdat Algerije in het algemeen een veilig land van herkomst is, moet eiseres aannemelijk maken dat dat voor haar niet geldt. Hiervoor geldt een hoge drempel. Eiseres voert aan dat zij als gevolg van haar bekering tot het christendom vreest voor represailles. Zij wijst op de hierboven aangehaalde verklaring van [A] , mede-oprichter van de protestantse kerk in Algerije, waarin is neergelegd dat het voor een Algerijnse vrouw zeer gevaarlijk is om christen te zijn en op bovenstaande informatie waaruit volgens eiseres volgt dat zij bij terugkeer gevaar loopt. Ook wijst eiseres op werkinstructie 2018/19, waarin is neergelegd dat verweerder moet onderzoeken hoe de vreemdeling bij terugkeer uiting wil geven aan zijn of haar geloofsovertuiging. Volgens eiseres heeft verweerder hier ten onrechte geen of nauwelijks invulling aangegeven.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Algerije voor haar geen veilig land van herkomst is. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat, in weerwil van het hierboven genoemde rechtsvermoeden, de Algerijnse autoriteiten haar geen bescherming zullen bieden. Verweerder heeft ook in dit kader terecht benoemd dat de Islam de staatsgodsdienst is, maar dat de grondwet in Algerije voorziet in de vrijheid van religie. Eiseres heeft met de door haar overgelegde informatie niet aannemelijk gemaakt dat zij in Algerije enkel vanwege haar religieuze overtuiging zal worden vervolgd door de autoriteiten. Dat het bekeren van moslims door niet-moslims een strafbaar feit is, maakt niet dat Algerije voor eiseres niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, omdat dit haar geloofsovertuiging niet in de weg staat. Uit de verklaringen van eiseres volgt namelijk niet dat haar geloofsovertuiging mede bestaat uit het actief bekeren van moslims. Ook gaat verweerder er op goede gronden vanuit dat eiseres, voor zover zij bij terugkeer naar Algerije problemen zal ondervinden van haar familieleden of haar gemeenschap, bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten. Er bestond naar het oordeel van de rechtbank voor verweerder in dit geval op grond van haar verklaringen geen aanleiding om op grond van de aangehaalde werkinstructie nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor eiseres om haar geloofsovertuiging in Algerije te uiten. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Het bovenstaande betekent dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiseres bij voorkomende problemen in Algerije bescherming zal kunnen krijgen en dat eiseres vrees voor problemen bij terugkeer ongegrond is. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor de gevraagde asielvergunning en de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Onder deze omstandigheden heeft verweerder op goede gronden het inreisverbod opgelegd.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. R.D.A. van Veghel, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.