Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Nu de rechtbank bij uitspraak van 22 oktober 2019 verweerder heeft opgedragen binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag te nemen en de uitspraak op diezelfde datum is verzonden, had verweerder uiterlijk op 3 december 2019 op de aanvraag van eiser moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
6. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
7. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 2 juni 2020 uiteengezet welke maatregelen verweerder in het algemeen heeft genomen om de reeds bestaande achterstanden weg te werken, voorts wat de gevolgen van de coronamaatregelen in het algemeen voor de besluitvorming betekenen en hoe verweerder tracht met het horen weer een aanvang te nemen. Met betrekking tot deze concrete zaak stelt verweerder dat de geldende maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus, invloed hebben op de aanvraag van eiser, omdat er gewacht wordt op de zienswijze van de advocaat. Gelet hierop en in het licht van de getroffen maatregelen is het op dit moment niet bekend of en zo ja, wanneer er een beslissing genomen kan worden. Gelet op de beperkte hoorcapaciteit en de aanzienlijke achterstanden, kan verweerder geen duidelijkheid geven wanneer eiser een beslissing kan verwachten, aldus verweerder.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder dient gevolg te geven aan de uitspraak van de rechtbank van 22 oktober 2019. De uitspraak laat geen ruimte aan verweerder om anders dan binnen zes weken opnieuw op de asielaanvraag te beslissen. Verweerder wordt geacht er alles aan te doen de uitspraak van de rechtbank na te leven. Dat verweerder dat niet doet, vindt de rechtbank in het licht van de opdracht in de uitspraak van 22 oktober 2019 ongepast. Uit het dossier blijkt voorts niet dat er moet worden gewacht op een zienswijze. De rechtbank acht in dit verband een termijn van vier weken redelijk en draagt verweerder op uiterlijk binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag te nemen.
9. De rechtbank ziet voorts in het feit dat verweerder geen gehoor heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank aanleiding met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom van € 200,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
10. Voorts is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 262,50 (1 punt, wegingsfactor 0,5).