ECLI:NL:RBDHA:2020:7615
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om zorgmachtiging op basis van onvoldoende medische verklaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene, geboren in 1980, die niet aanwezig was bij de zitting. De rechtbank constateerde dat de medische verklaring, die was opgesteld door een psychiater, niet voldeed aan de vereisten. De psychiater had betrokkene niet persoonlijk gesproken, wat volgens de geldende rechtspraak noodzakelijk is voor een geldige medische verklaring. De rechtbank oordeelde dat de enkele schriftelijke uitnodiging voor een onderzoek onvoldoende was en dat er geen bewijs was dat de psychiater verdere stappen had ondernomen om betrokkene te bereiken. Bovendien was de informatie in de medische verklaring niet actueel, aangezien deze dateerde van 31 maart 2020. Hierdoor voldeed de medische verklaring niet aan de eisen van artikel 5:17 lid 3 onder a van de Wvggz. Gelet op deze tekortkomingen heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beslissing werd genomen door rechter H.M. Boone, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 11 augustus 2020 vastgesteld. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.