ECLI:NL:RBDHA:2020:7615

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/592639 / FA RK 20-2904
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om zorgmachtiging op basis van onvoldoende medische verklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene, geboren in 1980, die niet aanwezig was bij de zitting. De rechtbank constateerde dat de medische verklaring, die was opgesteld door een psychiater, niet voldeed aan de vereisten. De psychiater had betrokkene niet persoonlijk gesproken, wat volgens de geldende rechtspraak noodzakelijk is voor een geldige medische verklaring. De rechtbank oordeelde dat de enkele schriftelijke uitnodiging voor een onderzoek onvoldoende was en dat er geen bewijs was dat de psychiater verdere stappen had ondernomen om betrokkene te bereiken. Bovendien was de informatie in de medische verklaring niet actueel, aangezien deze dateerde van 31 maart 2020. Hierdoor voldeed de medische verklaring niet aan de eisen van artikel 5:17 lid 3 onder a van de Wvggz. Gelet op deze tekortkomingen heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beslissing werd genomen door rechter H.M. Boone, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 11 augustus 2020 vastgesteld. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/592639 / FA RK 20-2904
Datum beschikking: 05 augustus 2020

Afwijzing machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 08 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 31 maart 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 23 maart 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 6 mei 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 05 augustus 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de advocaat;
- de [behandelaar] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Beoordeling

De behandelaars hebben medegedeeld dat zij betrokkene hebben uitgenodigd om deel te nemen aan de telefonische zitting van vandaag. Betrokkene is evenwel niet verschenen. De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding de behandeling van het verzoek aan te houden om betrokkene opnieuw op te roepen in verband met het volgende.
De rechtbank constateert dat in de medische verklaring is vermeld dat betrokkene was uitgenodigd voor het onderzoek op 31 maart 2020 om 13:00 uur maar dat hij niet voor de afspraak is verschenen. Naar vaste rechtspraak dient een persoonlijk onderzoek de basis te zijn voor het opmaken van de medische verklaring. Van de psychiater wordt verwacht dat hij zich inspant om betrokkene persoonlijk te spreken en te observeren. De enkele (schriftelijke) uitnodiging daartoe is onvoldoende. Van de psychiater wordt voorts verwacht dat hij in de medische verklaring opneemt wat hij heeft gedaan (nieuwe uitnodiging, telefonisch contact of huisbezoek) om betrokkene alsnog te spreken. De medische verklaring vermeldt hierover niets. De rechtbank moet hieruit dan ook afleiden dat er onvoldoende is gedaan om een persoonlijk onderzoek bij betrokkene te verrichten. Reeds hierom voldoet de medische verklaring niet aan de daaraan te stellen eisen. Daarbij komt dat de informatie waarop de medische verklaring is gebaseerd dateert van 31 maart 2020 en – bij gebreke van andere informatie- niet actueel is.
Uit het vorenstaande volgt dat bij het verzoek geen medische verklaring is gevoegd die voldoet aan de eisen en daarmee niet voldoet aan het vereiste van artikel 5:17 lid 3 onder a.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 05 augustus 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 augustus 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.