Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 24 juni 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1997, die lijdt aan schizofrenie en andere psychotische stoornissen. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de betrokkene niet aanwezig was, ondanks herhaalde verzoeken van de verpleging om aanwezig te zijn. De advocaat van de betrokkene, mr. M.Y. van der Bijl, stelde dat het verzoek afgewezen moest worden, omdat het goed ging met de betrokkene en hij op vrijwillige basis zorg kon ontvangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was om zich te laten horen en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene bekend is met chronische psychosen en dat hij niet goed reageert op de aangeboden zorg. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden, gezien het gedrag van de betrokkene en de risico's die hij met zich meebracht.
De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, met F.A.M. Vreeswijk als griffier, en is vastgesteld op 11 augustus 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.