Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
[naam coöperatie] U.A.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
primair(a.) het ontslag op staande voet te vernietigen; alsmede [werkgever] te veroordelen tot (b.) tewerkstelling van werknemer in zijn functie van medewerker LOG LBM Uitgifte, dit op de overeengekomen, althans de voorheen geldende tijden, dit op straffe van een dwangsom ad € 150,- voor elke dag of deel daarvan dat [werkgever] ook binnen twee dagen na betekening van de in dezen te verstrekken beschikking in gebreke blijft aan een zodanige veroordeling te voldoen; alsmede [werkgever] te veroordelen tot betaling van: (c.) het loon vanaf 1 september 2019 ad € 2.628,- bruto per maand, vermeerderd met € 76,27 bruto per maand aan “keuze budget vast” en een gemiddeld bedrag aan onregelmatigheidstoeslag ad € 40,13 bruto per maand, een en ander te vermeerderen met 8,33% vakantietoeslag, alsmede vermeerderd met al het overige dat [werkgever] uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst, wet of andere regeling verschuldigd is of nog zal zijn, zulks op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, dit zo lang de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig beëindigd wordt;
subsidiair(indien het ontslag op staande voet geacht wordt rechtsgeldig te zijn gegeven) [werkgever] te veroordelen tot betaling van (a) de wettelijke transitievergoeding ad € 46.919,11 bruto althans op basis van artikel 7:673 lid 8 BW van een in goede justitie te bepalen bedrag aan ontslagvergoeding;
meer subsidiair(mede ter veiligstelling van de vordering in verband met de vervaltermijn, indien er toch gekozen wordt voor de vergoeding - de switch -): [werkgever] te veroordelen tot betaling van: (a.) de wettelijke transitievergoeding ad € 46.919,11 bruto ex artikel 6:673 jo 673a BW althans op basis van artikel 7:673 lid 8 BW in goede justitie te bepalen bedrag aan ontslagvergoeding; (b.) een vergoeding ex artikel 7:672 lid 10 BW wegens onregelmatige opzegging ad
€ 14.257,07 bruto;
primair en (meer) subsidiair[werkgever] te veroordelen tot betaling van: (D.) de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de voormelde loonvordering, oplopende tot 50% van deze vorderingen; (E.) de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over alle voormelde geldvorderingen, dit vanaf de dag dat deze verschuldigd zijn; (F.) een bedrag van € 500,- (excl. BTW) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten; (G.) de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
Het verweer tegen het inleideinde verzoek, het tegenverzoek en het verweer daartegen
5.De beoordeling
nieuweverlofaanvraag, niet tijdig heeft gereageerd. De kantonrechter is dus van oordeel dat werknemer zich niet op artikel 7:638 lid 2 kan beroepen en dat werknemer voor 7 augustus 2019 geen toestemming had verlof op te nemen.
ernstigverwijtbaar handelen van werknemer, zodat de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de geldende opzegtermijn en met toekenning van de transitievergoeding zal plaatsvinden. Werknemer was 29 jaar in dienst van [werkgever] , zodat de opzegtermijn op grond van artikel 7:672 lid 2 onder a. BW vier maanden bedraagt. Het ontslagverzoek van [werkgever] dateert van 7 januari 2020, zodat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2020 zal ontbinden.
In al deze gevallen blijft het moment waarop de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gestart bepalend voor de vraag of het oude of het nieuwe recht van toepassing is, dus ook als de arbeidsovereenkomst pas na de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 7:673 BW wordt beëindigd, of er na die datum nog een procedure bij de rechter wordt gestart.