ECLI:NL:RBDHA:2020:7609

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
SGR 19.7531
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak beroep NTB met betrekking tot Wob-verzoek en geheimhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzet van Stichting Platform Initiatief Noordwijk tegen een eerdere uitspraak van 11 maart 2020. De opposant had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk op een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank verklaarde het beroep op 11 maart 2020 niet-ontvankelijk, omdat verweerder inmiddels op het verzoek had beslist. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld.

Tijdens de zitting op 9 juli 2020, die via een Skype-verbinding plaatsvond, heeft de gemachtigde van de opposant zijn standpunten toegelicht. De rechtbank heeft in deze verzetzaak uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan. De opposant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte aannam dat verweerder volledig op het Wob-verzoek had beslist, omdat er nog documenten onder geheimhouding vielen die niet waren behandeld.

De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde verzetsgronden vooral gericht waren tegen de inhoud van het besluit van verweerder en dat deze gronden beter behandeld konden worden in de bezwaarprocedure. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7531 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2020 op het verzet van

Stichting Platform Initiatief Noordwijk, te Noordwijk, opposant

(gemachtigde: [gemachtigde] )
tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 maart 2020 in het geding tussen opposant en het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk (hierna: verweerder).

Procesverloop

Bij brief van 28 november 2019 heeft opposant bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op het verzoek van 30 juli 2019 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij uitspraak van 11 maart 2020 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2020 middels een Skype-verbinding. De gemachtigde van opposant is verschenen. Namens verweerder is de gemachtigde mr. E. de Romph verschenen.

Overwegingen

1. Bij brief van 28 november 2018 heeft opposant bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op het verzoek van 30 juli 2019 op grond van de Wob. Verweerder heeft bij brief van 23 januari 2020 aan de rechtbank medegedeeld dat hij op 16 januari 2020, na het verstrijken van de termijn, op het verzoek heeft beslist.
2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, omdat het oordeel was dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft geoordeeld dat nu verweerder inmiddels op het verzoek heeft beslist opposant geen procesbelang meer heeft bij het beroep met betrekking tot het niet tijdig beslissen.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de eerdere uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst.
Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de rechtbank er ten onrechte vanuit gaat dat verweerder met haar besluit van 16 januari 2020 volledig op het Wob-verzoek heeft beslist. Het Wob-verzoek dient tevens geïnterpreteerd te worden als verzoek tot het opheffen van geheimhouding op stukken die onder het Wob-verzoek vallen en dit heeft verweerder nagelaten. Met betrekking tot tientallen documenten heeft verweerder verzuimd een besluit te nemen in het kader van het Wob-verzoek, waardoor er geen sprake is van een volledig besluit. Opposant stelt voorts dat een reële financiële vergoeding op zijn plaats is en verzoekt om proceskostenvergoeding.
5. Bij het besluit van 16 januari 2020 heeft verweerder een inventarisatielijst van de verzamelde documenten opgesteld. Indien een document niet openbaar wordt gemaakt is dit op de inventarislijst aangegeven. Dit geldt voor een conceptadvies en voor de stukken waar nog geheimhouding op rust. Voor wat betreft de stukken waar nog geheimhouding op rust heeft verweerder het verzoek opgevat als een verzoek tot het opheffen van de geheimhouding. Opposant ontvangt over deze documenten nog een separaat besluit.
Bij het besluit heeft opposant een set documenten ontvangen waarin bepaalde gegevens zijn weggelakt.
6. Gezien de overwegingen in het besluit van 16 januari 2020 is de rechtbank van oordeel dat verweerder inhoudelijk heeft beslist op het Wob-verzoek van opposant. De aangevoerde verzetsgronden zijn vooral gericht tegen de inhoud van het genomen besluit en de reikwijdte van het verzoek zoals die daarin is bepaald. Dit zijn gronden die zich lenen voor een inhoudelijke beoordeling in de bezwaarprocedure gericht tegen meergenoemd besluit en deze kunnen niet worden behandeld in het kader van een beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de wens van opposant om zo snel mogelijk te kunnen beschikken over (al) de gevraagde stukken kan de rechtbank zich in dit stadium van de procedure niet inhoudelijk uitspreken over het besluit van 16 januari 2020 – nu dit onderdeel van het beroep is doorverwezen ter behandeling in bezwaar – en daarmee evenmin over de vraag of verweerder het verzoek en de reikwijdte daarvan op juiste wijze heeft afgehandeld en bepaald. Opposant heeft aangegeven bezwaar te hebben ingesteld tegen het besluit en ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat een fysieke hoorzitting zal volgen om eventueel nog bestaande onduidelijkheden tijdens de bezwaarprocedure op te helderen.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat in de eerdere uitspraak van 11 maart 2020 een onjuiste maatstaf is toegepast. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de eerdere uitspraak niet verandert en dat het beroep niet inhoudelijk door de bestuursrechter kan worden behandeld.
8. Om deze redenen is het verzet ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Maas, griffier. De uitspraak is gedaan op 10 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak voor zover op het verzet is beslist, dan kunt u daar niks meer tegen doen. De zaak is hiermee tot een definitief einde gekomen.