ECLI:NL:RBDHA:2020:7589
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeersbesluit en inreisverbod; beoordeling van familieleven in de EU
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeersbesluit en een inreisverbod. Eiser, een Marokkaanse man geboren in 1981, had een beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem opdroeg binnen 28 dagen de Europese Unie te verlaten en hem een inreisverbod van twee jaar oplegde. Eiser verbleef illegaal in Nederland en had zich aan het toezicht onttrokken. Tijdens de hoorzitting verklaarde hij dat hij een vriendin had met wie hij samenwoonde, maar de staatssecretaris oordeelde dat er geen sprake was van een afhankelijkheid van eiser door zijn vriendin, en dat hij zijn gezinsleven op andere manieren kon voortzetten in Marokko.
Eiser voerde aan dat hij recht had op verblijf in Nederland op basis van artikel 8 van het EVRM, omdat hij al vier jaar een relatie had met zijn partner. De rechtbank oordeelde dat eiser ten tijde van het terugkeerbesluit niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat de staatssecretaris bevoegd en verplicht was om het terugkeerbesluit uit te vaardigen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de belangen van eiser, en dat het inreisverbod niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM. Eiser had de relatie met zijn vriendin niet voldoende onderbouwd, en de rechtbank zag geen aanleiding om het beroep gegrond te verklaren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter D. Biever, in aanwezigheid van griffier G.A. Verhoeven. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal later alsnog worden gepubliceerd.