ECLI:NL:RBDHA:2020:7571
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker, aangeduid als verzoeker met V-nummer [V-nummer]. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening.
De verzoeker heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd over haar voornemen om de zaak buiten zitting af te doen, waarop geen van de partijen heeft aangegeven dat een zitting noodzakelijk was. Hierdoor heeft de rechtbank op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is zolang de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL20.9766) die betrekking heeft op het beroep van de verzoeker, was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en is bekendgemaakt op 14 juli 2020.