ECLI:NL:RBDHA:2020:7541
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag op basis van onvoldoende sociale en economische binding met het land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Soedanese vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om haar zus in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldoende sociale en economische binding met Soedan zou hebben aangetoond, wat essentieel is voor de beoordeling van de kans op tijdige terugkeer na het verblijf in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de minister in redelijkheid tot deze afwijzing kon komen. Eiseres had aangevoerd dat zij een oogarts is met een hoger inkomen dan gemiddeld in Soedan, maar de rechtbank vond dat de minister terecht twijfelde aan de echtheid van de door eiseres overgelegde bewijsstukken. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikte voor de duur van haar verblijf en de terugreis. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.